29 Maart 1916.
11.
aan Uw College ter inzage te geven de verschillende
in dit advies "vermelde stukken als plannen, begroo-
tingen, taxatiën, teekeningen, correspondentie met de
Maatschappij en met eigenaars van wegsîrooken, enz.
De Commissie is van meening, dat Burgemeester
en Wethouders in het algemeen inzake het verkrijgen
van strooken voor wegverbreeding zich behooren te
houden aan de taxatie van den deskundige. Wel zal
dan vermoedelijk met enkele eigenaars geen overeen-
stemming worden verkregen, maar wij achten het in
zoo'n geval beter den weg van onteigening in te slaan,
dan aan eischen tegemoet te komen, die naar onze
meening te hoog zijn. De onteigening zou dan, hetzij
door de gemeente kunnen worden aangevraagd, hetzij
door de Trammaatschappij, in welk laatste geval de
gemeente, zoodra de Maatschappij de strooken aan
de gemeente overdraagt, de bij de onteigening bepaal-
de kosten aan de Maatschappij kan betalen. Indien tot
onteigening moet worden overgegaan, zal voorloopig
hier en daar aan den Bronsteeweg enkel spoor moe-
ten komen, hetwelk wegens de reeds verkregen mede-
werking niet zoo bijzonder hinderlijk zal zijn.
Op die punten kan dan ook desnoods voorloopig
geen trottoir gemaakt worden, waarbij de toestand
aldaar ongeveer als thans zou blijven. br behoeft dan
door niemand gevraagd te worden, wie de eigenaars
zijn, van wie de gemeente niet de gewenschte mede-
werking geniet.
Nog wenscht de Commissie ten slotte mede te dee-
len, dat Burgemeester en wethouders haar hebben in
kennis gesteld met de adressen, dd. 17 April 1912 en
7 December 1915, met verzoek te bevorderen, dat
geene vergunning zal worden verleend voor eene
tramlijn door de parken en het adres van Mei 1912
van tegenovergestelde strekking.
Zooals boven reeds is aangegeven heeft de meer-
derheid der Commissie zich op het standpunt gesteld,
dat de richting door den Hout eigenlijk eene zaak
van Haarlem was. Nu die gemeente niet wenschte, dat
de electrische tram vanaf de Dreef recht door den