29 Maart 1916
18.
verder mede geen voorstel te doen tot wijziging der
tarieven.
Hierna wordt overgegaan tot de artikelsgewijze be-
handeling van de vergunning
Art. 1 wordt zonder hoofdelijke stemming vastge-
steld.
Bij art. 2 vraagt de heer Van Meeuwen opheldering
over de verwijzing naar art. 15 in dat artikel.
De Voorzitter zegt. dat deze verwijzing zorgt, dat
het toezicht bedoeld in art 2 niet tengevolge heeft,
dat de gemeente aansprakelijk wordt voor eventueele
sch aden.
Dit artikel wordt daarna zonder hoofdelijke stem-
ming ongewijzigd vastgesteld.
Bij art. 3 vraagt de heer Tromp, of er voor de
spoorstaven ook eenigerlei vorm is voorgeschreven
en of de tegenwoordige rails worden verwijderd, nu
ligt er allerlei spoor.
De Voorzitter zegt, dat volgens art. 2, 2e alinea,
de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders op
de plannen van aanleg van den tramweg verkregen
moet worden.
Art. 3 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
ongewijzigd vastgesteld, evenals art. 4
Bij art. 5 vraagt de heer Van Meeuwen. of er geen
draden aan de huizen worden bevestigd
De Voorzitter zegt, dat de eigenaars hiertoe toe-
stemming moeten geven, doch dat dit in hun belang
kan zijn, omdat zij anders een paai voor hun huis
kunnen krijgen.
Dit artikel wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming ongewijzigd vastgesteld, alsmede art. 6
Bij art. 7. vraagt de heer Tates, of de bruggen van
de stoomtram meteen-voor rijtuigverkeer worden bruik-
baar gemaakt.
De Voorzitter zegt, dat dit niet zeker is bij het
Blauwbruggetje komt de tramlijn van de richting van
de Middenlaan, ferwijl de artdere brug in de as van
de Zuiderhoutlaan is gemaakt. Wanneer de trambrug
ook voor het rijverkeer zou worden ingericht. dari zou
de gemeente in de kosten moeten bijdragen, terwijl
de kosten nu voor rekening van de Maatschappij
komen.
De heer Tates zou ten behoeve van het rijtuigver-
keer één brug over de volle breedte willen hebben.