29 Maart I9!6
2.
Toen hij op 22 Mei 1907 de plechtige opening van
dit Raadhuis bijwoonde, heb ik van hem gezegd
„De heeriijke rechten zijn voorbij en hij is er de
man niet naar om ze voor zich terug te verlangen,
maar dat hij toch gevoelt, dat er nog een band is
tusschen hem en de gemeente, dat strekt hem tot eer"
Gij weet het, Mijne Heeren, dat als het Gemeente-
belang medebracht, dat zaken hem toebehoorende aan
de Gemeente zouden overgaan, hij steeds bereid werd
gevonden op zeer billijke voorwaarden die zaken het-
zij wegen, hetzij bermen, hetzij vaarten aan de gemeen-
te over te doen. Hij ging zelfs verder. Uit eigen be-
wegmg heeft hij het geheele Oud-Archief der Am-
bachtsheerlijkheid, bevattende een schat van geschied-
kundige, waarde aan de gemeente ten geschenke ge-
geven, aldus toonende, dat bij hem het gevoel om dit
archief ten algemeenen nutte te doen strekken de
overhand had boven de begeerte om zelf te blijven
bezitten. hetgeen tot luister der ambachtsheerlijkheid
kon strekken.
En dit kenschetste den man. Hij wenschte zich nuttig
te maken. Zijn geheele leven heeft hij hard gewerkt
en daardoor is hij een voorbeeld geweest voor ve-
len. Zijn werkkring lag vooral in Amsterdam, maar
zijn weldaden verspreidde hij ook elders. Daarvan
heefî Heemstede in ruime mate genoten, vooral
sedert hij in 1902 Ambachtsheer werd.
Het is mij eene behoefte geweest met een enkel
woord op dit welbestede leven te wijzen en de ver-
zekering te geven, dat zijn naam met eerbied en
dankbaarheid zal worden herdacht.
De vergadering betuigt door applaus hare instem-
ming.
De heer W. C. van Meeuwen wordt door het lot
aangewezen om het eerst zijn stem uit te brengen.
Van den heer H. J._M. Peeperkorn is bericht in-
gekomen. dat hij wegens ongesteldheid verhinderd is
de vergadering bij te wonen.
De Voorzitter zegt het te betreuren, dat de heer
Peeperkorn ir. een zoo belangrijke vergadering niet
aanwezig kan zijn en herhaalt zijn wensch van de
vorige vergadering, dat de ongesteldheid van korten
duur mag zijn en hij weer spoedig in staat zal zijn
m het belang van zijn eigen zaken en die van de
gemeente te werken.