25 April 1916.
8
mijn besten Vader, die 17 jaar te voren het ambt van
Burgemeester had moeten neerleggen, en dank zij de
vereering, die de Heemsteders koesterden voor mij-
ne lieve Moeder, die toen nog in leven was.
Daardoor was ik in Heemstede reeds dadelijk geen
vreemde, maar voelde ik mij thuis. En men heeft ge-
maakt, dat ik mij thuis bleef gevoelen. Veel hartelijkheid
heb ik genoten, veel vertrouwen werd mij geschonken.
Ik zal ze blijven zegenen, die uren, dat ik in ver-
trouwelijk gesprek mocht zijn met hen die bij mij
kwamen, omdat ik dikwijls hun harten van goud zag
Ik deed ook wel andere ervaringen op en ik weet
wel dat niet ieder bevredigd mijn kamer verliet. Ik
moest ook, als het noodig was, gestreng zijn en het
mes in de wond zetten. Ik kan nu eenmaai van mijn
hart geen moordkuil maken. Mocht ik daarbij soms
verder zijn gegaan dan noodig was, en te hard zijn
geweest, ik hoop, dat men het mij vergeven heeft.
zoo goed als ik steeds getracht heb geen wrok te
behouden tegen wien ook, die anders deed dan ik
goed vond.
Ik ben er mij geheel van bewusf, dat ik meer had
kunnen doen, dan ik deed, en dat mijn werk onvol-
komen was, maar mijn hart gaf ik, zoo goed als ik
dat kon doen, omdat ik weerklank vond in de harten
der Heemsteders. Was dat omdat de Heemsteders
zooveel betere menschen zijn dan anderen Ik zou
het niet durven beweren In 't algemeen vind ik het
menschdom nog zoo slecht nietIk ben optimistisch
op dat gebied en geloof in den vooruitgang, ook den
zedeiijken en geestelijken van het menschelijk geslacht
Maar wat in Heemstede wel bijzonder opvalt is dit,
dat groote onderlinge veeten en naijver niet bestaan
en dat er geen geest heerscht, die een ander het licht
niet in de oogen gunt.
Dat heeft ook mijn taak gemakkelijk gemaakt. De
groote vriendelijkheid, die ik van velen heb genoten,
was mij een licht op mijn pad. Niet alleen voor mij,
ook voor mijn gezin. een gezin, dat innig vereend,
mijn Ieven mooi heeft gemaakt.
En daarom vinden wij het zoo heerlijk. dat wij in
Uw midden mogen blijven wonen. Ik zal geen Burge-
meester meer zijn, maar dan toch een der Uwen. On-
ze verhoudingen zullen anders worden, maar de we-
derzijdsche belangstelling en vriendschap kunnen blij-
ven bestaan.