7 Juni 1916
7
De Voorzitter zegt, dat in deze tijdsomstandigheden
zich een ieder moet bekrimpen en een toeslag voor
de ongehuwden minder noodig is. De toeslag wordt
verleend om de gehuwden te hulp te komen in het
koopen van die artikelen, welke ze anders niet zou-
den kunnen koopen De meeste toeslag wordt ver-
leend aan de grootste gezinnen. zoodat het voorstel
juist daar rekbaar is, waar het dat moet zijn
De heer Tates rnerkt op, dat deze toeslag hoofdza-
kelijk wordt verleend voor kleeding en schoeisei,
welke artikelen ook voor de ongehuwden duur zijn
Bovendien moeten de ongehuwden hooger kostgeld
betalen en moeten ook zij krabbelen om rond te ko-
men. Spreker meent, dat de toeslag meer als spaar-
potje beschouwd moet worden en acht daarom ook
voor de ongehuwden een kleinen toeslag wenschelijk.
De Voorzitter meent, dat het loon over het alge-
meen wel zoo hoog is, dat de ongehuwden er be-
hoorlijk van kunnen rond komen.
De heer Tromp zegt over hetzelfde punt te hebben
willen spreken. Het is wel waar, dat de ongehuwden
de minste zorg hebben, doch de toeslag wordt ook
voor de kinderen verleend, zoodat door een toeslag
te verleenen aan de jeugdige werklieden. dit ten
goede komt aan de ouders. Spreker wil hun niet
denzelfden toeslag geven als aan de gehuwden, maar
stelt voor de helft van dien toeslag te verleenen, te
meer daar het slechts een vijftal personen befreft.
De Voorzitter zegt, het niet'met den heer Tromp
eens te zijn, dat de toeslag ten goede zou komen
aan de ouders. Wanneer de kinderen wat geld begin-
nen te verdienen, krijgen de ouders meestal kostgeld
en in vele gevailen te weinig. zoodat zij niet van de
kinderen profiteeren.
De heer Tromp zegt, deze meening van den Voor
zitter niet te deelen.
De heer Tates stelt ook voor aan de jeugdige
werklieden de helft van den toeslag te verleenen
De heer Waller zegt, het voorstel van de heeren
Tromp en Tates te ondersteunen, ook omdat het
slechts enkele personen betreft.
De heer Honig zegt, dat het niet gaat om het aan-
tal personen, doch om het beginsel.
De heer Preijde zegt, als Voorzitter van het Paro
chiaal Armbestuur de ondervinding te hebben opge-