15 November 1916
2
2 Bij verlenging van het sub. b bedoeide recht is
voor elke verdere 10 jaren de helft verschuidigd van
het voor de eerste 10 jaren betaalde recht.
Art. 8.
Behoudens het bepaalde in art. 2 is voor het be-
graven verschuldigd
I. ln de grafsteden bedoeld bij art. 2 letters a en b:
Voor het lijk van een persoon van 16 jaar en
daarboven f 12.
Voor het lijk van een persoon van 12 jaar en
daarboven 9,
Voor het lijk van een persoon van 1 jaar en
daarboven 6.
Voor het lijk van een persoon beneden het jaar 3, -
II. In grafsteden op het algemeene vak
le klas, 2e klas, 3e klas.
Voor het lijk van
een persoon van
16 jaar en daar-
boven f 16f 12.4.
Voor het lijk van
een persoon van
12 jaar en daar-
boven 12.,,9 3 -
Voor het lijk van
een persoon van
1 jaar en daar-
boven 8.6.2. -
Voor het lijk van
een persoon be-
neden het jaar 43.1.
Art. 4.
1. Ingeval van verlenging van het recht tot begra-
ven in grafsteden, bedoeld in art. 2 letter b moet het
verschuldigde bedrag worden betaald binnen één
maand na den afloop van den termijn, waarvoor het
recht was verleend.
2. Bij verzuim vervalt het recht en is de grafstede
ter beschikking der gemeente.
3. Burgemeester en Wethouders maken belang-
hebbenden vöör den afloop van het recht op de be-
0