24 October 1917.
125
behandeld zal worden, zal hij daartegen geen bezwaar
maken.
De heer Honig zegt bij de behandeling van het
adres Eldering tot de vöörstemmers behoort te heb-
ben. Hij stelt zich nu op 't zelfde standpunt, hij wil
iemand zooveel mogelijk vrij laten op zijn eigen ter-
rein. temeer daar in dit geval geen uitbouw, doch
enkel inwendig eene verbouwing plaats zal hebben.
Wil men het gebouw verwijderen, dan zal men tot
onteigening moeten overgaan, spreker vindt hei anders
een verschrikkelijke inbreuk op iemands rechten.
De heer Peeperkorn kan het laatste gezegde van
den heer Honig ten volle beamen, doch vindt dit een
ander geval. 't Betreft hier geen woonhuis, doch een
kantoor en wanneer dit tot woonhuis wordt ingericht,
zal het gebouw in waarde belangrijk stijgen, hetgeen
een spoedige verdwijning tegenhoudt Er wordt dus
een nieuwe toestand geschapen. die het gevaarlijke
van het betrokken weggedeelte helpt voortbestaan.
Bij latere onteigening zou verder een veel hoogere
prijs moeten worden besteed.
De heer Preijde zou ook kunnen verzoeken om
zijne bollenschuur welke aan de andere zijde staat,
tot eene woning te verbouwen op dit gevaarlijke punt
kan dat niet worden toegestaan.
De heer Dr. Droog vraagt, of de voorwaarde
niet kan worden gesteld, dat bij eventueeie onteige-
ning de tegenwoordige waarde van het gebouw wordt
gerekend.
De Voorzitter acht dit niet billijk, omdat dit pand,
afgezien van deze verbouwing, toch nog in waarde
kan stijgen.
De heer Jhr. van den Poll vraagt naar de waarde
van het gebouw bij onteigening.
De Voorzitter zegt dit niet met eenige zekerheid
te weten,
De heer Honig zegt da] het perceel eenige jaren
geleden voor ongeveer f 17000.publiek verkocht is.
Verder zegt spreker het slechts gedeeltClijk met
den heer Peeperkorn eens te zijn. Er wordt geen
nieuwe toestand geschapen, want boven is het reeds
woonhu's, zoodat het enkel een inwendige vertimme-
ring van een woonhuis is
De heer Peeperkorn antwoordt dat de bovenverdie-
ping een apart woonhuis is en door Van den Berg