21
27 Maart 1918
b. wegens het bezit van eene akte van bekwaam-
heid of een diploma als genoemd in de betrekkelijke
salarisverordening, met dcn eersten dag der maand
volgende op die waarin de ambtenaar dit bewijs heeft
verkregen
c. wegens huwelijk met den eersten dag der maand
volgende op die waarin de ambtenaar is gehuwd.
2. Wordt eene periodieke verhooging niet toege-
kend, dan heeft de ambtenaar recht van beroep op
den Gemeenteraad, in te stellen binnen twee weken.
nadat het met redenen omkleede besluit tot niet toe-
kenning te zijner kennis is gebracht.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bij-
zondere gevallen verhoogingen vroeger toe te kennen
dan in de betrekkelijke salarisverordening is bepaald.
Tijdelijke waarneming
Art. 4.
1. De ambtenaren, die tijdelijk belast zijn met het
waarnemen der betrekking van hooger of lager per-
soneel, behouden hunne bezoldiging behoudens voor
de ambtenaren ter secretarie het bepaalde bij artikel
105 of 119 der Gemeentewet
2. Niettemin zal aan hen, die gedurende een maand
of langer een hooger bezoldigde betrekking hebben
waargenomen, door Burgemeester en Wethouders een
gratificalie worden verleend van ten hoogste het be-
bedrag van het verschil in bezoldiging, indien de waar-
neming ten genoegen van Burgemeester en Wethou-
ders is vervuld en de waarnemende ambtenaar niet in
de plaats van den hooger bezoldigde is benoemd.
3. De belooning van tijdelijk personeel wordt ge-
regeld door Burgemeester en Wethouders.
Regeling uitbetaling.
Art. 5.
1. De betaling der jaarwedden geschiedt maande-
'ijks.
2. Bij ontslag wordt de jaarwedde betaald tot den
dag, waarop het ontslag ingaat.
3. Bij overlijden wordt de jaarwedde betaald
a. indien de overledene gehuwd was of een of
meer minderjarige kinderen nalaat, tot drie maanden
na den dag, waarop het overlijden plaats heeft gehad
voor vaste ambtenaren en tot vier weken na den dag,
waarop het overlijden plaats heeft gehad voor tijdelijke
ambtenaren, die ten minste 14 dagen in tijdelijken
dienst der gemeente waren