4
YKRORPEKIKG REGELENÜE DE PEN-
SIONNEERING YAN I)K WETHOÜDERS
5 Februari 1919.
De Raad der Gemeente Heemstede;
Gezien het voorstel van de Financieele Commissie;
BESLUIT
Vast te stellen de volgende verordening
Verordening regelende de pensionneering van de
Wethouders.
Artikel 1. Aan hem, die Öpgehouden heeft Wethou-
der te zijn, wordt tén laste der Gemeente pensioen
verleend in de gevallen en naar de regelen, bij deze
verordening bepaald.
Art. 2, Ieder die ophoudt Wethouder te zijn, kan
aanspraak op pensioen doen gelden, tenzij hij verval-
len is verklaard van het lidmaatschap van den Raad
krachtens art. 26, of van zijn betrekking van Wethou-
der krachtens art. 89 der Gemeentewet.
Art 3. Het jaarlijksch pensioen bedraagt voor elke
volle drie maanden. gedurende welke de betrekking
is bekleed, één acht en veertigste deel van het bedrag
van het laatstelijk door den Wethouder krachtens art
94 der Gemeentewet genoten vaste inkomen, met dien
verstande, dat het pensioen dat vaste inkomen niet
overschrijdt.
Het bedraagt ten minste de helft van het in art. 94
der Gemeentewet bedoelde vaste inkomen, indien de
Wethouder uit hoofde van ziekte of lichaamsgebreken
ongeschikt is voor de verdere waarneming van zijne
betrekking.
Voor de berekening van het pensioen blijft buiten
aanmerking de tijd, gedurende welken de Wethouder
afwezig is geweest, indien die afwezigheid langer dan
drie maanden geduurd heeft en niet werd veroorzaakt
door ziekte.
Tijdelijke waarneming van de betrekking van Wet-
houder geeft geen aanspraak op pensioen.
Art. 4. Het pensioen vervalt met den dag, waarop
een gewezen Wethouder, aan wien pensioen is toege-
kendf opnieuw het Wethouderschap aanvaardt.
V
aC