5 Februari 1919
Voor broodbakkerijen, waarvan het hoofd of de be-
stuurder ten genoege van Burgemeester en Wethou-
ders aantoont, dat zij onder rabbinaal toezicht werken
worden voor Zondag en Feestdagen gehouden de
Sabbath en de Israëlietische Feestdagen.
Art. 3. Het is verboden brood te vervoeren langs
de openbare straat of weg voör tien uur des voor-
middags.
Van dit verbod is uitgezonderd
a. het vervoer van brood in afzonderlijk en ge-
sloten pakket van ten hoogste 5 K.G, door of van-
wege den dienst der posterijen of van een spoor- of
tramweg maatschappij, rechtstreeks naar de woning
van den verbruiker
b. het medebrengen van brood door den verbruiker
of een van diens huisgenooten uit eene bakkerij of
broodwinkel.
Art. 4. Het is verboden vöör tien uur des voor-
middags brood, dat op denzelfden dag bereid is, te
verkoopen.
Art. 5. Het hoofd ofj de bestuurder eener brood-
bakkerij is verplicht te zorgen dat
1o. daarin geen bakkersarbeid wordt verricht in
strijd met artikel 2 van deze verordening
2o. geen brood, afkomstig uit zijne bakkerij of
broodwinkel wordt vervoerd in strijd met artikel 3
van deze verordening.
Art. 6. Het hoofd of de bestuurder van eenen
broodwinkel. niet tevens hoofd of bestuurder eener
blnnen deze gemeente gevestigde broodbakkerij zijnde,
is verplicht te zorgen, dat ten behoeve van zijn be-
drijf geen brood wordt vervoerd in strijd met artikel
3 en geen brood wordt verkocht in strijd met artikel
4 van deze verordening.
Art. 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
eene al dan niet voorwaardelijke ontheffing te verlee-
nen van de verbodsbepalingen dezer verordening
a. algemeen ten aanzien van alle broodbakkerijen
of broodwinkels voor enkele door hen aan te wijzen
dagen of uren