83.
24 October 1919.
REGELING van de wijze van uitbe-
taling van jaarwedden van het
onderwijzend personeel.
Aan den Raad
der gemeente Heemstede.
Krachtens de slot- en overgangsbepaling der wet
van 14 Juli 1919, staatsblad no. 493, moeten de plaat-
selijke verordeningen tot regeling van de jaarwedden
der onderwijzers aan de openbare lagere school
worden vervangen door regelingen overeenkomstig de
bepalingen, vervat in art. 1 dier wet.
Bij dat artikel wordt art. .26 der lager onderwijswet,
zooals dat luidde vöördie wijzigingswet, vervangen door
een aantal nieuwe artikelen, welke de regelen en het
bedrag aangeven, naar welke de jaarwedden moeten
worden berekend.
Art. 26 undecies der lager onderwijswet bepaalt,
dat de gemeenteraad, onder goedkeuring van Gede-
puteerde Staten regelt de wijze van uitbetaling der
jaarwedde, alsmede de inhouding van jaarwedde bij
verlof tot afwezigheid.
Wij hebben daarom de eer, de hierbij gaande ver-
ordening U ter vaststelling aan te bieden.
In hoofdzaak bevat deze regeling dezeifde bepalingen
als reeds in de vroegere verordening waren opgenomen.
Bij artikel 1 is de wijze aangegeven, waarop de
uitbetaling geschiedt en daarbij is tevens geregeld de
doorbetaling bij overlijden. Deze bepalingen komen
overeen met de geldende regeling voor het overig
personeel in dienst dezer gemeente.
Ofschoon verschillende opvattingen bestaan, of het
al dan niet geoorloofd is, kwam het ons billijk voor
in dit artikel een bepaling op te nemen, dat de ver-
schuldigde pensioensbijdragen komen voor rekening
van de gemeente.
Bij de bestaande regeling komen deze bijdragen ook
voor rekening van de gemeente, terwijl een zelfde
bepaling geldt voor het overig personeel in dienst
dezer gemeente.