25.
Âj! Febiruäri 1920.
3 -
schieden binnen zes maanden na aanschrijving op ver-
henrte eener boete van tienduizend gulden ten bate
der gemeentekas te betalen binnen veertien dajen na
verloop van genoemde zes maanden.
Voor de prompte nakoming van a! het in deze voor-
waarde vervatte, zullen de door Burgemeester en Wet-
hoirders noodfg geoordeelde waarborgen moeten wor-
den gegeven
6. Aan de uiteinden der straten zullen, waar dit
volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders
noodig is, grondkeeiingen ten hunnegenoegen moeten
worden gemaakt van voldoende hoogte, en van 4 c M
grenen delen tegen 15 c.M. dikke kolderpalen.
i»e palen voldoende lang en op afstanden van ten
h°o ste -30 Meter geplaatst De delen en palen tweemaal
te catbolireeren. Op de genoemde uiteinden zal, vol-
gens nadere opgave van of namens Burgemeester en
Wethouders een houten hek voor afsluiting moeten
worden geplaatst. Dit hek moet worden geschilderd
m aan te geven kleur. De genoemde grondkeerinven
zullcn moeten worden versierkt met 12 stuks ijzeren
r.nkers elk lang 3 M en zwaar Eng. duim vierkant
verbonden aan palen, iang 3 M. en dik in omtrek
mmstens 50 c M
7. de kruinshoogte der straten zal ten minste 0.50
boven N. A P. moeien zijn en met een geleidelijke
helling goed moeten aansluiten aan de bestaande be-
harding van de Pijlslaan, de plantsoenen zullen moe-
ten worden opgehoogd tot ten minste 050 M boven
N.A.P, zullende alle noodige ophoogingen ni'oeten
geschieden met materiaa! ten genoegen van Burge-
meester en Wethouders bovendien zal als bijdra^e
voor wegherstelling door hen f300 - hetaald worden
binnen ]4 dagen na aanschrijving door Burgerneester
en Wethouders
8. de straten zullen worden aangelegd met rijstraat
en trottoirs overeenkomstig de bieedten aanoegeven
bij Herziening XVI van het Uitbreidingsplan langs de
Pijlslaan zal worden aangelegd een trottoir breed 2\i
Meier en eene rijstraat breed ten minste 5 Meter, welke
rijstraat over de geheele lengte moet worden gelegd
tot aan de noordelijke grens van den eigendom van
adressanten wanneer door aanleg van een straat of
plantsoen een gedeelte van een sloot wordt gedempt,
waardoor de doorstrooming wordt belemmerd, moet