27 Febmari 1920
48
wijl hij meende, dat de heer Vring wenschte dat het
stemmencijfer gelijk zou zijn.
De heer Peeperkorn deelt tls toelichting mede, dat
de Voorzitter niet mede stemt.
De Voorzitter stelt zich voor, dat er zoo weinig mo-
gelijk gestemd wordt. 't Is geen Commissie van be-
sluiten. Als er gestemd wordt en aan deze zijde maar
2 stemmen zijn, dan klopt het niet, dat aan den ande-
ren kant 4 stemmen zijn.
De heer Vring erkent de kracht van den anderen
kant
De Voorzitter zegt. dat allicht 3 organisaties worden
vertegenwoordigd. Deze zouden dus al 1 stem meer
hebben, dan de anderen.
De heer Dr. Droog zet uiteen, dat het een Commis-
sie van advies is. Bindende besluiten worden niet
genomen en het advies van de minderheid wordt ook
voorgelegd.
De heer Breed komt ter vergadering.
De heer Vring zegt, dat met het stemrecht geen ge-
lijkheid bestaat, maar wel met de discussies. De 4
werklieden kunnen wel aan de discussie deelnemen
maar van de tegenpartij heeft toch altijd de Voorzitter
het laatste woord en de Secretaris ook
De Voorzitter merkt op, dat slechts één het laatste
woord kan hebben. Spreker zou het afraden, om alle
afgevaardigden stemrecht te geven, maar zou elke or
ganisatie één stem willen geven
Hij gevoelt er wel voor om 2 leden toe te laten om
de zaken beter te kunnen behandelen.
De heer Dr. Uroog zegt, dat dan tegenover <len
Voorzitter en Secretaris ook 2 werklieden mogen mee-
praten.
Algemeen wordt goedgevonden artikel 4 zoodanig
te wijzigen. dat in plaats van één afgevaardigde wordt
gelezen ,,twee afgevaardigden, waarvan één afgevaar-
digde stemrecht heeft."
üe heer Tates zou aan artikel 5 willen toevoegen
„Aan zoodanig verzoek moet binnen 10 dagen gevolg
worden gegeven, bij gebreke kunnen deze leden zelf
een vergadering beleggen omdat de Voorzitter thans
maar heeft te beoordeeien, of hij vergadering zal houden.