27 Februari 1920
51
De heer Honig antwoordt, dat het met onwillige
honden toch slecht hazen vangen is.
De heer Dr. Uroog vindt de bepaling ook niet juist.
De Voorzitter denkt de bepaling niet dikwijls noo-
dig te hebben.
De heer Dr. Droog zegt, dat al staat in dit reglement
dat het dienst is, dit niet geldt omdat het accidenteel
is, hierom zou het bovendien in het werkliedenregle-
ment moeten staan.
De heer Honig stelt voor het 2e lid van art. 17 weg
te laten, welk voorstel met 11 tegen 1 stem wordt
aangenomen. Tegen stemde de heer Tromp.
Aldus gewijzigd wordt art. 17 zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
De heer Vring wil nog gaarne even terugkomen op
art. 16 en aan dit artikel toevoegen „schriftelijke ad-
viezen worden voor de leden en plaatsvervangende
leden ter inzage gelegd. Van mondeling uitgebrachte
adviezen wordt de inhoud in de notulen vermeld".
De Voorzitter zegt, dat beide adviezen in de notulen
vcorkomen.
De heer Vring heeft het oog meer op zoo tusschen-
tijdsche adviezen
Den Voorzifter lijkt het beter alleen schriftelijke ad-
viezen uit te brengen. Alleen als de heele Commissie
bij Burgemeester en Wethouders zou komen, was dat
niet noodig. Spreker acht het daarom beterart. löon
veranderd te laten, hetgeen algemeen wordt goedge-
vonden.
De heer Van der Erf brengt weer ter spiake het
toelateti van hoofdbestuurders, welke kwestie hij reeds
bij art. 3 heeft aangeroerd.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wet-
houders er niet heel veel voor gevoelen en vraagt
waarom deze er ook bij moeten zijn.
De heer Van der Erf zegt, omdat deze een breederen
blik en meer ontwikkeling hebben.
De Voorzitter zegt, dat de afgevaardigden toch te
voren overleg met de hoofdbestuurders kunnen plegen
om beslagen in de vergadering te komen. 't Is de be-
doeling. dat beide partijen zoo veel mogelijk gelijk
up gaan en dan zou aan de zijde van Burgemeester
en Wethouders eigenlijk ook de bevoegdheid moeten
zijn andere personen bijv een advocaat toe te laten.
Spreker vreest, dat dit een geharrewar znu worden.