99.
- 6
keuring van den Minister van Arbeid vast te stellen
bedrag overschrijdt, worden gestort in de kas der ge-
meente, die daarvan 75 pCt zal uitkeeren aan het Rijk
28. geen uitbetaling van de bijdrage zal plaats
hebben, dan nadat de regelingen, bedoeld in artikel
3 van het Kon. Besluit van 6 November 1919 no 51
de Ministerieële goedkeuring hebben verkregen
29. het volgestorte aandeelen kapitaal der vereeni-
ging zal ten minste f 5500 moeten bedragen vöör
üe aanbesteding plaats heeft;
30. de vereeniging mag ten hoogste in kas hebben
een nader door Burgemeester en Wethouders te be-
palen bedrag. Overschrijdt het aanwezige kasgeld dit
bedrag, dan zal het onmiitdellijk rentegevend moeten
worden belegd op door Burgemeester en Wethouders
aan te geven wijze en plaais
31. een gedelegeerde van het Gemeentebestuur
heeft zitting in het bestuur der Vereeniging; diens
bevoegdheden worden bij de aan te gane overeen-
komst nader geregeld;
32. de ter uitvoering van dit besluit op te maken
notarieële overeenkomsten. komen voor rekening der
Woningbouwvereeniging
33. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter
uitvoering van het bovenstaande zoodanige aanvullende
voorwaarden te stellen. als zij in het belang der ge
meente noodig oordeelen, of wel door hoogere colleges
noodig worden geacht
34. voorzoover bovenstaande bepalingen en voor-
waarden, volgens de meening van de Regeering
mochten afwijken van of in strijd zijn met de bepa-
lingen en voorwaarden waaronder het Rijk volgens
het Koninklijk Besluit van 6 November 1919, no. 51,
eventueel later gewijzigd, bereid zal worden bevonden
steun voor den bouw van middenstandswoningen te
verleenen, zullen deze door Burgemeester en Wethou-
ders daarmede in overeenstemming mogen worden
gebracht.
Gedaan ter openbare vergadering van
1920.
De Secretaris,
De Voorzitter,