6 MEI 1921
64
a. de 3e suppletoire begrooting dienst 1920 tot
een bedrag in ontvangst en uitgaaf van f 276.540.
b. de 4e suppletoire begrooting dienst 1920 in totaal
groot f 359.430.57 in ontvangst en uitgaaf
c. het besluit tot het doen van betalingen uit „On-
voorziene uitgaven" dienst 1920, in totaal f 1012.19
De Commissie is van oordeel, dat de kosten der
woningtelling zeer hoog zijn geweest.
d. het besluit om van den post voor onvoorziene
uitgaven 1920 af- en overschrijvingen te doen tot een
bedrag van f 5855—
De Commissie merkt op, dat de post wegens on-
derhoud en aankoop van meubelen voor het Raadhuis
zeer belangrijk is overschreden.
e. het besluit tot het doen van af-en overschrijvingen
voor 1920 tot een bedrag van f31820
f. de 3e Suppletoire begrooting voor den dienst
van 1921, in totaal groot f 121.206.25 in ontvangst en
uitgaaf
g. de 4e suppletoire begrooting voor 1921 in ont-
vangst en uitgaaf groot f 2.266 250.
h. het besluit tot het doen van af- en overschrij-
vingen op den dienst 1921 tot een bedrag van f 2547.25.
De heer Van Unen constateert het meevallen van
sommige inkomsten, zooals de heffing voor het ge-
bruik van gronden, maar aan de andere zijde een
overschrijding van verschiliende uitgaafposten, waar-
tegenover de Raad staat als voor een fait accompli.
rtij zou willen hebben, dat de Raad tevoren bij drei-
gende overschrijdingen werd gekend en dat deze niet
aan het eind worden gereguleerd. De toeiichting bij
de meeste posten luidt„Deze uitgaaf is om die of