19 MEI 1921
85
tisseren, wat wel en wat niet maggezongen worden.
Hij gevoelt dat dit moeilijk is, maar Burgemeester
en Wethouders moeten het recht hebben in bepaalde
gevallen te kunnen weigeren.
De Voorzitter zegt er ook al op gezinspeeld te
hebben, dat Burgemeester en Wethouders critiek kun-
nen uitoefenen.
De heer Moolenaar zegt, dat het toch niet de be-
doeling is onder kerktijd zanguitvoeringen toe te
staan.
De heer Tates zegt, dat dit de bedoeling niet is.
De Voorzitter zou de verdere regeling aan Burge-
meester en Wethouders willen overlaten.
De heer Tromp staat er verbaasd over, dat in 1918
er zooveel over gesproken is en dat men er nu zoo
in eens maar voor is. Spreker zal zich van stemming
wenschen te onthouden. Hij gelooft niet, dat het ge-
woonte is een dergelijke zaak zoo maar in eens af
te handelen.
De Voorzitter deelt mede, dat verzocht is om dit
punt in de eerstvolgende vergadering te behandelen.
De heer Preyde vraagt, of het niet beter is deze
zaak in een volgende vergadering te behandelen.
De heer Tates zegt even te laat te zijn, omdat hij
net van plan was een woord van dank te brengen
aan Burgemeester en Wethouders voor de spoedige
behandeling. Het spijt hem, dat de heer Tromp be-
zwaren inbrengt, omdat daardoor misschien in de
komende mooie dagen nog geen gebruik van Groe-
nendaal voor eene zanguitvoering kan worden ge-
maakt.
De Voorzitter zou het willen beschouwen als een
punt, dat vreemd is aan de orde van den dag. Hij
zou nu eerst willen uitmaken, of het al of niet direct
in behandeling zal worden genomen.
De heer Dr. Droog zegt, dat het beheervan Groe-
nendaal aan Burgemeester en Wethouders is opge-
dragen. Alhoewel dit steeds gebeurt, behoeven zij
toch niet vast te houden aan het gevoelen van den
Raad. Hij acht stemming dan feitelijk ook niet noo-
dig, omdat meer bedoeld wordt een wenk aan Bur-
gemeester en Wethouders te geven.
De Voorzitter kan zich wel met de meening van
den heer Dr. Droog vereenigen, maar omdat de Raad
zich in 1918 heeft uitgesproken tegen zanguitvoerin-