19 MEI 1921
80
Nader is ook nog gebleken, dat uitgaande van het
standpunt voor vaste werklieden, zij hadden behooren
te worden ontslagen met een opzegtermijn van 4
weken en niet met 2 weken. Om die reden is hun
bovendien 2 weken loon uitgekeerd. Spreker zegt,
dat gedacht was over een praeadvies, maar Burge-
meester en Wethouders hebben nader gemeend reeds
uitvoering aan de betaling te moeten laten gevenhij
hoopt, dat de Raad zich daarmede kan vereenigen.
De heer Tates zegt, dat men hiermede nog niet is,
waar men wilde wezen. Er is gevraagd om die men-
schen in 'twerk te laten blijven. Het is gemakkelijk
hen over 4 weken gedaan te geven, maar daarmede
zijn ze niet gered.
De Voorzitter deelt mede, dat die kwestie reeds
uitgemaakt is. Bij de rondvraag heeft de heer Vring
nog gewezen op een paar onbillijkheden, maar de
zaak zelf was afgedaan.
De heer Tates antwoordt, dat aan een der lantaarn-
opstekers pertinent was toegezegd door zijn chef,
dat hij in een anderen werkkring te werk zou worden
gesteld. Dit is echter niet gebeurd.
De Voorzitter zegt, dat hem niet bekend is, dat
iets beloofd is.
De heer Tates deelt mede, dat tegen dien man
gezegd is: „je blijft toch, zoek maar geen andere
betrekking".
De Voorzitter weet alleen, dat tegen een der lan-
taarnopstekers gezegd is, hij nooit op een vasten
werkkring bij de Gemeente moest rekeeen.
De heer Vring deelt mede, dat de door hem be-
doelde lantaarnopsteker een agentschap van de Stads-
Editie er om heeft laten loopen.
De heer Van Unen zou dit niet hebben gedaan
alleen omdat zijn chef wat belooft.
De heer Tromp zegt, dat dit hem het meest tegen
de borst stuit, dat vaste werklieden worden ontslagen
en losse worden gehandhaafd. Wat blijft er op die
wijze over van de rechtspositie.
De Voorzitter antwoordt, dat men nu terug komt
op een zaak, die afgedaan is. De heer Vring bedoel-
de alleen de financieele zijde.
De heer Tromp vindt de rechtszekerheid van die
menschen niet groot, wanneer ze na 7 en 8 jaar
dienst met 2 weken loon naar huis worden gestuurd,