29
/*C 1921
2
Artikel 5.
De artsen zijn, ieder in zijn wijk verplicht kosteloos
geneesmiddelen en verbandstoffen te verstrekken aan
gezinnen of personen, wier inkomsten niet voldoende
zijn om zelf die hulp en die middelen te bekostigen.
Artikel 6.
Voor kostelooze hulp met verstrekking als genoemd
in art. 5 en voor kostelooze hulp bij bevalling komen
in aanmerking zij, die daartoe een bewijs hebben
onlvangen. Dit bewijs wordt afgegeven door het Bur-
gerlijk Armbestuur na het advies te hebben ingewon-
nen van den arts of de vroedvrouw, Bij verschil van
meening, ook indien de arts of de vroedvrouw meent
dat een aangewezene niet meer voor kostelooze be-
handeling in aanmerking komt, tusschen het Burger-
lijk Armbestuur en den arts of de vroedvrouw, wordt
de beslissing over de afgifte van het in dit artikel
genoemde bcwijs overgelaten aan liet College van
Burgemeester en Wethoudeis.
Hangende deze beslissing en eveneens in spoed-
eischende gevallen is de arts of de vroedvrouw ver-
plicht hulp te verleenen zonder dat hun het bewijs
bedoeld in dit artikel wordt getoond.
Artikel 7.
De artsen zijn verplicht, elkander in geval van nood
bij te staan en hulp te verleenen. Zij zijn verplicht,
in elk geval waarbij de bevoegdheid der vroedvrouw
te kort schiet en bij ontstentenis. afwezigheid of wet-
tige verhindering van deze, kosteloos hunne hulp te
verleenen aan vrouwen. die een bewijs hebbcn van
kostelooze hulp voor bevalling
Artikel 8.
De artsen zijn verplicht jaarlijks voor 1 Maart tot
het inzenden aan Burgemeester en Wethouders van
een beredeneerd verslag van den gezondheidstoestand
over het afgeloopen jaar; het doen van de noodige
voorstellen, die tot verbetering van den gezondheids-
toestand kunnen leiden en het geven van alle inlich-
tingen. die hun door den Raad. door Burgemeester
en Wethouders of door den Burgemeesier v/orden ge-
vraagd, een en ander voor zoover zulks niet in strijd
is met den door hen afgelegden eed, bedoeld bij art.
21 der wet van 25 December 1878 Stbl. no. 222.