49
16 JUNI 1921
2
hij is voorts ten Raadhuize aanwezig zoo dikwijls
zijne werkzaamheden dit vorderen.
Artikel 3.
Hij behoeft verlof om gedurende de kantooruren
uit de Gemeente afwezig te zijn en wel voor twee
dagen van den Burgemeester en voor langer van Bur-
gemeester en Wethouders.
Artikel 4.
Bij ongesteldheid. afwezigheid (verlof) doet hij zich
vervangen door een door hem onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar
ler Secretarie, die de vereischten bezit, gesteld bij art.
96 der Gemeentewet.
nij is voor het beheer van zijn vervanger ten volle
aansprakelijk.
Bij ontstentenis wordt hij vervangen door een door
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar
ter Secretarie, die de vereischten bezit, gesteld bij art
96 der Gemeentewet.
Artikel 5.
Het zal hem niet vrijstaan eenige betrekking te
vervullen, waaraan bezoldiging of geldelijke belooning
verbonden is zonder machtiging van Burgemeester en
Wethouders, noch eenige andere, die naar het oordeel
van Burgemeester en Wethouders aan de behoorlijke
waarneming van zijn ambt in den weg staat.
Artikel 6.
Ingeval van brand. wanneer er gevaar ontstaat dat
de brand zich tot zijn kantoor zal uitstrekken, begeeft
hij zich zoo spoedig mogelijk naar zijn kantoor en
neemt hij de maatregelen, die hij voorbeveiliging van
boeken of kas gewenscht oordeelt.
Artikel 7.
Hij draagt zorg, dat de invordering van alle inkom-
sten behoorlijk geschiedt, met inachtneming der wet-
telijke bepalingen.
hij is verplicht toe te zien dat alle beambten, met
de inning van gelden belast, zich stiptelijk van hun
taak kwijten.
Bij wangedrag of plichtverzuim dezer beambten
geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan Burgemees-
ter en Wethouders.