28
J&ÉE1 1921
4
4e. in de bkkkerij of bergplaats of op het erf bij
den bakker in gebruik, niet aanwezig is een pomp,
of eene andere inrichting, die, naar het oordeel van
Burgemeester en Wetfiouders. in staat is goed water
in voldoende hoeveelheid te leveren
5e. in de bakkerij of bergplaats of op het erf, bij
den bakker in gebruik, zich een pomp of eene ande-
re inrichting bevindt, die naar oordeel van Burgemees-
ter en Wethouders geen goed water oplevert,
Burgemeester en Wethouders nemen in verband
met het bepaalde in dit artikel geen besluit, dan na-
dat de betrokken bakker vooraf in de gelegenheid
is gestel i door h n te worden gehoord.
De gegeven last wordt door Burgemeester en Wet-
houders ing trokken, wanneer de omstandigheden die
tot het uitvaardigen van dien last aanleiding gaven,
naar hun ooideel opgehouden hebben te bestaan,
Het is aan ieder, die van het bereiden ofverkoopen
van brood zijn beroep maakt, verboden brood te ver-
koopen, indien in de gebouwen, waarin hij of eenig
in zijn bedrijf arbeidend persoon zijn beroep uitoefent
of woont, een of meer van de besmettelijke ziekten
bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 1 der
wet van 4 December 1872. (Staatsblad no. 184), zich
voordoen.
Dit verbod blijft van kracht totdat genoemde ge-
bouwen zijn ontsmet, wat behoort te blijken uit een
door een geneeskundige aan Burgemeester en Wet-
houders over te leggen schriftelijke verklaring.
Art. 12.
Ieder, die brood verkoopt, is verplicht
a dit aan een door Burgemeester en Wethouders
aangewezen ambtenaar van een keuringsdienst van voe-
dingsmiddelen enz., of aan een ambtenaar van de ge-
meente politie op aanvrage onmiddellijk te vertoonen
en toe te Iaten.dat dit brood en de grondstoffen of een
gedeelte daarvan worden gekeurd of ter keuring wor-
den medegenomen. tegen vergoeding van den norma
len prijs.
b. voor zoover de verkoop plaats heeft in een
winkel, doelmatige en deugdelijke schalen en gewich-
ten ter beschikking te stellen van de sub a genoemde
ambtenaren.
Art. 11.