15 SEPTEMBER 1921.
145
meente zelf rendabel moet worden gemaakt. Spreker
zou gaarne op die beide vragen een antwoord willen
hebben.
De Voorzitter beantwoordt de tweede vraag be-
vestigend.
De heer Tates verlaat de vergadering.
De Voorzitter wenscht zich even te verwijderen voor
het verrichten van andere ambts-bezigheden envraagt
aan den wethouder Jhr. van de Poll om zoolang de
vergadering te leiden.
De heer Jhr. van de Poll zegt, dat de eerste vraag
van den heer Waller ontkennend moet worden -be-
antwoord. Wat betreft de 2e vraag, het Rijk betaalt'
alleen rente voor het gedeelte dat het in gebruik neemt.
Daarvoor wordt een bedrag vastgesteld. Maakt de
Gemeente nu een fraaier gebouw, of een grooter ge-
bouw dan noodig is, dan is dat voor haar rekening.
De kwestie is, waar wil men het Postkantoor hebben.
Aan de Raadhuisstraat staat men niet voor een offer,
maar wel aan het plein, omdat men daar een mooier
gebouw moet hebben. Heeft de Raad er geen geld
voor over, dan is het beter het terrein aan de Raad-
huisstraat te nemen.
De heer Waller vraagt, wat! gebeurt als de Ge-
meente zich absoluut latent houdt.
De heer Jhr. van de Poll zegt, dat dan het Rijk zal
moeten optreden en dat men dan misschien een heel
leelijk gebouw krijgt.
De heer Tromp vindt, dat wanneer het een leelijk
gebouw wordt, het heusch geen uitzondering meer
in de Gemeente zal maken.
De heer Dr. Droog vraagt, wat voor voordeel het
biedt als het Rijk zelf gaat bouwen. De Gemeente
heeft dan niets te zeggen en we krijgen een kantoor,
zooals het Rijk belieft te geven.
De heer Breed vraagt, of het Rijk 5j pCt. van den
grond en 7J pCt. van de bouwkosten als huur betaalt.
De heer Jhr. van de Poll antwoordt bevestigend.
De heer Preijde zegt, dat het volgens de teekening
geen onaardig gebouw zal worden.
De heer Jhr. van de Poll wijst er op, dat wanneer
men de zaak aan 't Rijk overlaat, de Gemeente niets
te zeggen heeft en het een heel leelijk gebouw kan
worden.