15 SEPTEMBER 1921.
150
De heer Tromp vindt het geen edel standpunt om
dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Het op-
treden van de Gemeente tegenover werlieden met
een vast dienstverband is niet erg mooi. Het zou hem
spijten, als dit adres, zonder meer voor kennisgeving
werd aangenomenhet komt hem voor dat Burge-
meester en Wethouders verder de zaak in den doof-
pot willen doen.
De Voorzitter deelt mede, dat de zaak zeer zeker
opgelost is. AIs de leden er prijs op stellen, wil hij
die kwestie nog wel eens geheel op halen, maar de
zaak zelf is afgedaan. Nadat gebleken was, dat iets
van het Reglement was afgeweken, is nagegaan wat
de ontslagen lantaarn-opstekers nog moesten hebben.
Dit is gebeurd en of dit nu een noemenswaard be-
drag was, kan in 't midden worden gelaten. Zoolang
het Reglement een regeling voorschrijft, die thans ook
gevolgd is, kunnen Burgemeester en Wethouders daar
niet van afwijken. Bovendien is nog vergoeding ge-
geven voor het gemis van vacantie, terwijl verder net
loon evenals voor vast werkvolk is uitgekeerd. De
fout, die zou zijn gemaakt, is daarmede geheel uitge-
wischt en er is gedaan wat het Reglement voorschri]ît.
Of het uitgekeerde bedrag niet voldoende is, is een
kwestie van appreciatie. Als de Raad daartce vrijheid
vindt, kan meer worden gegeven, doch dan zou men
zich op een zeer gevaarlijk standpunt stellen, omdat
men daarvoor geen reglement maakt. Spreker begrijpt
de bedoeling van het adres niet goed. Als Burge-
meester en Wethoulers zich niet aan het Reglement
houden, is 't ook niet goed.
De heer Vring zegt, dat het volkomen waar is, dat
volgens het Reglement is gehandeld. Het eenige v/at
nog tot oplossing nioet worden gebracht, is devraag
van den heer Ta:es, of een opzichter tot eenderlan-
taarn-opstekers zou hebben gezegd, dat hij in vasten
dienst der gemeente zou blijven en dat hij niet naar
een andere betrekking behoefdc te zoeken. In een
vorige vergadering is tcegezegJ dit le zullen
onûcrzoeken.
De Voorzitter leest over die kwestie een brief vocr
van den Directeur der Gem. Uas-, Duinwater- en
Electriciteits-bedrijven, waaruit blijkt dat door dien
opzichter geen toezegging is gedaan, dat de lantaarn-
opsteker vast zou worden aangesteld. Het geven van
een bindende toezegging ligt ook geheel buiten diens
bevoegdheid.
De heer Vring acht de zaak thans afgedaan.
De heer Van der Erf meent, dat hij in een vorige
vergadering nog ter sprake heeft gebracht het plak-
ken van zegels. Hij vindt, dat de gemeente aanspra-
kelijk moet worden gesteld voor het plakken van zegels
voor de lantaarn-opstekers, omdat zij niet in vasten
dienst der gemeente waren.