15 SEPTEMBER 1921.
152
Rooien De heer Tromp deelt mede, dat aan den Heerenweg
boomen bij het huis van den heer A. Honing, vier leelijke
Heerenw boomen staan. Spreker vraagt, of de gemeente het
recht heeft die boomen te rooien.
De Voorzittter gelooft niet, dat die boomen eigen-
dom der Gemeeijtc zijn.
De heer Tromp denkt, dat de Gemeente er mis-
schien wel iets aan doen kan.
De Voorzitter zegt toe dit te zullen probeeren.
De heer Tromp heeft gezien, dat het terrein aan de
Zandvoortsche Iaan, aangekocht van den heer Jhr.
Teding van Berkhout, wordt bestemd voor sport-terrein.
Hij meende, dat de huurder dien grond mocht be-
houden als hij dit wenschte.
De Voorzitter antwoordt, dat dit alleen het geval
zou zijn als het a!s weiland verhuurd bleef.
De heer Tromp dacht, dat de tegenwoordige huur-
der het land kon huren als hij dat wenschte.
De Vocrzitter antwoordt ontkennend en zegt dat
enkele slooten worden dicht gemaakt en een gedeelte
van het terrein in gereedheid wordt gebracht voor
sportterrein. Dat gedeelte wordt dan aan verschillende
vereenigingen verhuurd.
Sportter- De heer Tromp zegt het besluit ernstiger te hebben
rein opgevat en niet zooals nu gebeurt.
Zandv.laan ^e Voorzitter deelt mede, dat de heer Jhr. Teding
van Berkhout heeft gevraagd om den tegenwoordigen
huurder van het land niet voorbij te gaan, wanneer
het weer als weiland mocht worden verhuurd. Bij het
passeeren der akte was het land uit de huur. Nu
vinden Burgemeester en Wethouders het beter het niet
weer als weiland te verhuren, maar het als sportterrein
in orde te maken en dan te verhuren aan sport-
vereenigingen.
De heer Tromp vindt het niet mooi, dat het raads-
besluit tegenstrijdig met de be.Joding wcrdt
uitgevoerd.
De Voorzitter zegt, dat dit absoluut niet het geval is.
Hij vindt het niet prettig een dergeüjke uitlating te
hooren, want het zou zijn alsof Burgemeester en
Wethouders, oni zoo maarte zeggen, zitten te knoeien.
De heer de Wilde meent, dat als het gewcon zoo
doorging, de tegenwoordige huurder opnieuw kon
pachten.
De heer Tromp zegt het zoo niet te hebben
begrepen.
De heer de Wilde meent, als hij zich goed her-
innert, dat alleen de wenschelijkheid uitgesproken is
om het aan den tegenwoordigen pachter te verhuren,
maar dat het geen verplichting was.
De Voorzitter deelt mede, dat het geen conditie
voor den verkoop was. Werd het terrein als weiland
verhuurd, dan kon de tegenwoordige pachter het op-
nieuw huren, maar nu wordt het land veranderd in
sportterrein.