115
VERORDKNINGEN OP DE HKFFING KN
DE INVORDERING VAN EKN PLAAT-
SELIJKE INKOMSTENBKLASTING IN DE
GEMEENTE HEEMSTEDE.
DECEMBER 1921
1
Aan den Raad.
Als gevolg van de wijziging der Oemeentewet op
het stuk van plaatselijke belastingen, moeten de in
deze gemeente bestaande verordeningen op de heffing
en invordering van een hoofdelijken omslag in over-
eenstemming worden gebracht met de nieuwe wette-
lijke voorschriften.
Bij de samenstelling der nieuwe verordeningen is
rekening gehouden met de door de Kroon bij besluit
van 16 Ju'i 1921, no. 16, aan deze Gemeente ver-
Jeende bevoegdheid, om deze belasting tot Mei 1926
door eigen administratie te doen heffen. In verband
met de nieuwe wetsbepalingen kon de verordening
op de heffing eene belangrijke vereenvoudiging onder-
gaan, omdat de berekening van het zuiver inkomen
geschiedt volgens de bepalingen van hoofdstuk II van
de wet op de Inkomstenbelasting 1914, waardoor met
een verwijzing naar dat hoofdstuk kan worden vol-
staan.
In art. 8 van de heffingsverordening is geregeid
de aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud, welken
wij voor ongehuwden meenen te moeten behouden
op f 500.Wij geven U echter in overweging dien
aftrek voor gehuwden te verhoogen tot f800.en
voor kinderen tot f 100.Reeds bij raadsbesluit van
12 Februari 1920 werden deze bedragen noodig ge-
acht, doch op een wenk van Gedeputeerde Staten
werd bij raadsbesluit van 29 April 1920 de belasting-
aftrek teruggebracht tot respectievelijk f 700.en f 75
Naar aanleiding van het bepaalde in de circulaire
van Gedeputeerde Staten van 6 April 1921, no. 111,
mogen wij op goede gronden vertrouwen, dat thans
tegen den voorgestelden aftrek geen bezwaar zal wor-
den gemaakt.