29 DECEMBER 1921 210 De heer Van Unen zegt, dat, zooals men onlangs heeft vernomen, de rekening van het dienstjaar 1920 sluit met een batig saldo van ongeveer f 106.000.—. Als men het op het feit, dat de kohieren van den hoofdelijken omslag 1920/21 een belastbaar inkomen hadden van rond f 12 millioen en die van den dienst 1921 22 reeds ongeveer fl3l? miilioen, respectievelijk met een belastingopbrengst van rond f 587.000, waar- van een derde en van rond f 579.000 waarvan twee derde op den dienst van 1921 wordt gebracht, dan zal men kunnen constateeren, dat de hoofdelijke om- slag in 1921, f 583.000 zal opbrengen tegen een ra- ming van f 536.000, dus een bedrag van f 50.000 boven de raming. In dit verband is het spreker aan- genaam, dat de Raad in 1920 de zaak nog niet zoo zwartgallig heeft ingezien en niet is overgegaan tot het heffen van opcenten op de vermogens- en perso- neele belasting. Zelfs had men nog wel gekund bui- ten de verhoogde opcenten op de grondbelasting. Spreker gelooft zelfs, dat wanneer deze cijfers meer bekend waren geweest, hij wel meer medewerking zou hebben gehad om het vermenigvuldigingscijfer op 1.2 in plaats van op 1.3 te stellen, al is dat ook iets geflatteerd met het oog op de forensenkwcs ie. Het jaar 1921 zal nu vrij zeker met een batig saldo sluiten. Als dit nu op zich zelf stond zou geen pessi- mistische toon behoeven te overheerschen, maar helaas hij gelooft, dat het noodzakelijk is de grootste zuinig- heid te betrachten. De gelden, die in 1922 uit de be- lastingen worden geheven komen uit de inkomsten over 1921 en nu is 1921 voor de burgerij in het al- gemeen een slecht jaar geweest. Bovendien is de Rijkswetgever niet karig geweest met het leggen van nieuwe lasten op de gemeenten, zooals de onderwijs- wet, Warenwet enz. Om te voorkomen, dat Burge- meester en Wethouders opnieuw zullen komen met opcenten op verschillende belastingen zooals ze nu reeds laten doorschemeren is het noodig, dat de begrooting van 1922 met groote zuinigheid wordt bekeken, omdat anders 1923 ons dit wel zal leeren. Het is toch een vaststaand feit, dat de malaise pas na eenige jaren is doorgewerkt in de burgerij. Waar de inkomsten in hoofdzaak alleen bestaan uit de opbrengst van den hoofdelijken omslag, is er maar één manier om die opcenten te voorkomen, n.l. om de uitgaven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1921 | | pagina 5