18 MEI 1922. 57 Gedurende 1921 hebben de andere boschwachters voor Beck dienst gedaan en hem de helft der ver- goeding uitgekeerd (f 123.75). De heer Tromp zegt geen financieel rapport te hebben bedoeld, maar een staat van dienst of op zijn gedrag iets viel aan te merken. Is Uw College niet van meening, dat het een plicht heeft te vervullen tegenover een gemeente- arbeider, die 23 jaar een der meest ongezonde wer- ken heeft vervuld, waarin ten slotte zijn gezondheid in die mate heeft geleden, dat zijn geneesheer het niet wenschelijk acht dezen arbeid te Iiervatten, docli anderen arbeid wenschelijk acht, mede te werken om daardoor ook aan een rechtmatig verlangen van den betrokkene te voldoen. Het antwoord van den Voorzitter luidtMedege- deeld kan worden, dat M. J. Beck reeds straatmaker was, toen hij op eigen verzoek in gemeentedienst werd aangesteld. Voorts is voornamelijk voor het ziektegeval Beck, art. 28 W.R. zoodanig gewijzigd, dat de uitkeering van vol loon niet gedurende"39 weken doch gedurende een vol jaar kan geschieden. T°t en met de week van 20—26 Januari 1922 is hem vol loon uitbetaald, terwijl hem vanaf dien dag tot heden toe nog wordt uitgekeerd 70 pCt. van zijn loon (verhoogd met het gemiddelde straatgeld), zoo- dat gemeend wordt, dat Beck niet ongunstig is be- handeld. Voorts wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2. De heer Tromp had deze antwoorden wel ver- wacht. De zaken worden in den Raad altijd gemoe- deüjk en knus behandeld, soms wel wat te knus, maar als het arbeidersaangelegenheden betreft staat men altijd scherp tegenover elkaâr. Deze arbeider heeft 28 jaar lang zijn leven aan de gemeente gege- ven, op zijn gedrag viel niets aan te merken, hij is werkzaam geweest als straatmaker en als plantsoen- wachter en heeft bovendien nog opzichtersdiensten verricht. Nu is hij niet meer geschikt voor de onge- zonde betrekking van straatmaker, maar zijn dokter acht het in het belang van zijn gezondheid zeerwen- schelijk om hem boschwachter te maken. Spreker vindt het een plicht van de gemeente om nu een anderen werkkring voor Beck te zoeken. Hij vindt, dat die plicht schromelijk verzuimd wordt, als men Beck na een zoo langen diensttijd de laan uitstuurt, omdat hij als straatmaker ongeschikt is. Spreker vindt, dat hier recht moet geschieden en dat men het verdere leven van Beck niet moet vergallen. Hij is nog goed in staat wachtdiensten in de plantsoenen te verrichten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1922 | | pagina 12