56
Bijdrage bijzonder
Y ervolgonderwij s.
20 JULI 1922
Aan den Raad.
Bij ons is ingekomen een aanvrage om de gemeen-
telijke bijdrage, bedoeld in art. 102 der Lageronder-
wijswet 1920 ten behoeve van den cursus voor ver-
volgonderwijs, staande onder bestuur van het R. K.
Kerkbestuur van den H. Bavo.
Genoemd art. 102 zegt, dat de Gemeente eene bij-
drage in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs
toekent, mits dat onderwijs voldoet aan de voorwaar-
den, door dje gemeente voor het openbaar vervolg-
onderwijs gesteld.
Ons College is niet homogeen omtrent de vraag,
of bovengenoemd Kerkbestuur recht heeft op de ge-
vraagde bijdrage en ten einde daarover meerdere
zekerheid te verkrijgen zijn door ons inlichtingen ge-
vraagd aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen. Deze Minister meent er zich echter
van te moeten onthouden zijne meening daarover
reeds thans kenbaar te maken, omdat deze kwestie in
eerste instantie staat ter beslissing aan den Raad, ter-
wijl daarna krachtens de bepalingen der wet beroep
open staat bij Gedep. Staten en hooger beroep bij
de Koningin.
De kwestie loopt, zooals boven reeds is aangehaald
over de vraag of het bijzonder vervolgonderwijs vol-
doet aan de voorwaarden, die door de gemeente voor
het openbaar vervolgonderwijs zijn gesteld. Nu is bij
verordening van 15 September 1921, no. 72, o.m.
bepaald, dat het vervolgonderwijs de volgende vakken
omvatLezen, Rekenen, Ned. Taal, Aardriikskunde,
kennis der Natuur, Teekenen en Engelsche Taal, ter-
wijl aan den cursus voor genoemd bijzonder vervolg-
onderwijs les is gegeven in de vakken Lezen, Schrij-
ven, Rekenen, Ned. Taal en Aardrijkskunde, alzoo
niet in kennis der Natuur, Teekenen en Engelsche Taal.
De minderheid van ons College beschouwt de vak-
ken echter niet als een voorwaarde, waaraan het bij-
zonder vervolgonderwijs moet voldoen. Van die ver-
ordening zijn bijv. de artt. 1, 3, 5, 7, 8, 10 en 11
voor het bijzonder vervolgonderwijs niet te vervullen.
Waarom wordt dan wel vervulling gevorderd van
de zoogenaamde voorwaarde genoemd in art. 6 be-
treffende de te onderwijzen vakken De minderheid