20 JULI 1922.
92
kunnen lezen, dat aan den Minister is gevraagd, wat
de bedoeling van die wetsbepaling was en dat de
Minister heeft geantwoord, dat de beslissing in eerste
instantie aan den Raad is. Spreker vindt het niet noo-
dig om „plus royaliste que le roi" te zijn ten nadeele
van de gemeente. Burgemeester en Wethouders zijn
niet tegen het bijzonder vervolgonderwijs en het gaat
slechts om een luhel bedrag. De bedoeling van Bur-
gemeester en Wethouders is meer om een uitspraak
uit te lokken in hoogste instantie, want tegen weige-
ring van het verzoek staat voor het schoolbestuur be-
roep open.
De heer Van der Erf zegt, dat dit ook omgekeerd
kan. Als men de bijdrage toestaat, komt er waarschijn-
lijk van hoogerhand ook wel een uitspraak.
De Voorzitter zegt, dat men niet een categorie moet
bevoordeelen boven het algemeen gemeente belang.
Wanneer het kan zijn in het belang cer gemeente,
behoort men het te doen.
De heer Dr. Droog begrijpt deze redeneering niet.
't Is toch een voordeel voor de gemeente, dat goed
onderwijs wordt gegeven en het is er niet om te
doen om een paar honderd gulden te besparen. Hij
zou het daarom jammer vinden, dat het Bestuur de
bijdrage niet zou kriigen. De kweshe paat over het
woord „voorwaarde", maar spreker beschouwt de be-
palingen van de gemeente verordening niet a!s voor-
waarden voor het bijzonder vervolgonderwijs. De wet
bedoelt gelijkstelling, maar niet onder curateele stelling.
Hij vat het zoo op, dat ieder evenveel recht heeft en
dat de wet eischen stelt, waaraan het onderwijs moet
voldoen. Aan de gemeentelijke voorwaarden voor het
openbaar vervolgonderwijs als men dit tenminste
voorwaarden wil noemen is door het bijzonder
vervolgonderwijs niet te voldoen. Zoo luidt art. 1 van
die verordening, dat het vervolgonderwijs wordt ge-
geven in de door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen Iokalen der O. L. School. Spreker zegt, dat
het toch niet de bedoeling kan zijn om die vocr-
waarde toe te passen op het bijzonder vervolgonder-
wijs en zoo is het met bijna alle artikeien en waarom
moet dan wel worden voldaan aan de bepaling be-
treffende het aantal vakken. Hij gelooft dan ook, dat
de bedoeling is, dat dit onderwijs moet voldoen aan
eischen van degelijkheid, maar niet dat men aan be-
paalde vakken is gebonden. Hij zou dit een schrijnende
onbillijkheid vinden en men zou tot dwaze conclusies
moeten komen, waarvan het schoolbestuur de dupe
zou worden. Men moet zich in dezen op een royaal
standpunt stellen. Wanneer de Minister er bijgehaald
wordt, dan kan men nog lang wachten.