20 JULI 1922.
8i
uitvoerige rapporten. 't Is werkelijk een dossier en,
hij zou haast zeggen, een betere zaak waardig. Spre-
ker hecht niet veel waarde aan het rapport van den
Controleur, als ondergeschikte van Burgemeester en
Wethouders. Deze kent de gedachte van dat College
en zal daarom ook blijven in de lijn van Burgemees-
ter en Wethouders. Het rapport van de politie heeft
voor spreker eveneens geen waarde. 't Was nu een
mooie gelegenheid om zijn klachten over een buur-
man eens te uiten, maar verzuimd is in het rapport
te vermelden de menschen, die geen bezwaar tegen
de slagerijen hebben. En dan is het rapport van den
Directeur van het Abattoir al heel eenzijdig. Dat die
aansluiting bij Haarlem toejuicht kan spreker goed
begrijpen. Die Directeur zal het abattoir nooit anders
dan van den florisanten kant laten zien en het is voor
een Directeur altijd mooi te kunnen getuigen, dat de
zaak goed loopt. Zoo tusschen de regels door schuilt
er iets anders in die rapporten. Eigenlijk schaamt men
er zich over, dat men nog zulke kleine slagerijen in
z'n midden heeft en daarom moet die middenstand
uit deze landelijke gemeente worden geweerd. Maar
waarom zoo vraagt spreker zich af laat men
hier dan wel een smid toe. De zwarte rook uit den
schoorsteen en het kloppen op het aambeeld is toch
ook wel hinderlijk voor de omwonenden. Waaroni
zet men dan bijv. de Gasfabriek niet in de Haarlem-
mermeer De Bleekersvaart is steeds een steen des
aanstoots geweest, maar om dien toestand te verbe-
teren heeft men toch ook niet de bleekers de gemeente
uit gezet, maar vrijwillig tamelijke kosten op zich ge-
nomen, zonder bijdrage van belanghebbenden, om de
zaak te verbeteren. Nu wordt er gezegd, ga maar
naar Haarlem, dan zijn wij van de kous af. Hij acht
dit onjuist en het is iu het belang der gemeente, de
zaak op de meest zuinige manier uit te voeren. Door
den heer Van Unen is met cijfers aangetoond en door
menschen met ervaring die het advies hebben nagegaan,
is het openlijk erkend, dat de slagers heel wat korter
bij de werkelijke kosten zijn, dan Burgemeester en
Wethouders. Spreker wil verder nog wijzen op het
gesjouw met vleesch in Haarlem. Er wordt door den
Directeur van het Abattoir gesproken over het aan-
schaffen van nieuwe jassen, het wasschen van jassen
enz., maar a!s men de vleeschwagens te Haarlem ziet,
krijgt men een heel anderen indruk. Het beste is om'
een gebouwtje te maken voor noodslachtingen, dat
aan de eenvoudigste eischen voldoet. Als men spreekt
van hygiêne, wat is hygiênischer dan te slachten in
een slachtplaats achter de woning van den slager