26 OCTOBER 1922 stempelmerken, bedoeld in het K,B. van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285 en die aangebracht krachtens het bepaalde bij artikel 10, te verminken of te verwijde- ren, onverminderd het bepaalde bij artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht. 1N NOOD GEDOODE EN GESTORVEN SLACHTDIEREN. Artikel 25. De eigenaar, houder of hoeder van een gestorven of in nocd gedood slachtdier is verplicht van het sterven of afmaken daarvan zoo spoedig mogelijk althans binnen 6 uren daarna kcnnis te geven aan het Openbaar Slachthuis of aan het politiebureau en het dier met inachtneming van de bepalingen van de Veewet uiterlijk binnen 12 uren na den dood te ver- voeren of te doen vervoeren naar het Openbaar Slachthuis te Haarlem om aldaar te worden afgeslacht. De Directeur of de keuringsveearts is bevoegd van het :n het vorige lid bedoelde vervoer ontheffing te verleenen voor de gevallen a. bedoeld in art. 3, letter a en c van de Vleesch- keuringswet b. bedoeld in art. 3, letter b van de Vleeschkeu- riugswet, wanneer hij het slachtdier ter plaatse waar het zich bevindt, terstond kan afkeuren c. van gestorven dieren, wanneer hij het slachtdier terstond kan afkeuren d. van dood geboren en gestorven dieren genoemd in artikel 4 derde lid van de Vleeschkeuringswet. Tot de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid van dit artikel is ook verplicht de eigenaar, houder of hoeder van de onder letter d van dit artikel bedoelde dieren. Tot de aankomst aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde inrichting moet het slachtdier onge- deeld worden gelaten en mag daaraan geen enkele handeling zijn verricht, uitgezonderd het optnen van buik- en borstholte en het uitnemen van maag en darmen, welke organen echter in ongeschonden toe- stand bij het slachtdier aanwezig moeten blijven. HERKEURING EN UITVOERING. Artiktl 2b. Hij, wiens vleesch volgens deze verordening of

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1922 | | pagina 26