23 NOVEMBER 1922
dat de heer Van Unen zonder voorafgaand onderzoek
in beroep is gegaan er is tenminste niets dat wijst
op eenig onderzoek. Misschien is de klacht van den
heer Van der Erf niet juist geformuleerd, maar dit
neemt niet weg, dat spreker het toch goed vindt, dat
de ontevredenheid, die hier heerscht, eens geuit wordt.
De Voorzitter vraagt, of er nog meer leden zijn, die
zich geroepen gevoelen den lieer Van der Erf van
dienst te zijn en hun gevoelens over deze zaak te
uiten. Spreker wil er nog eens op wijzen, dat men
in dezen scheiding moet maken tusschen hetgeen inen
doet als raadslid of als particulier.
De heer Vring vindt het vreemd, dat wanneer men
als particulier iets doet, men daarvoor als raadslid hier
wordt afgestraft. Hij vindt het uit den booze, dat par-
ticuliere zaken hier besproken worden. Het hangt van
de gemoedelijkheid van den Voorzitter af, om derge-
lijke besprekingen toe te laten, maar voor den betrok-
ken persoon vindt hij het minder aangenaam vooral
als die persoon er bij zit.
De Voorzitter zeg+, dat hij zeer zeker de besprekin-
gen gestaakt zou hebben, wanneer de betrokken per-
soon er niet bij tegenwoordig was.
De heer Tromp onderschrijft absoluut niet, wat de
heer Vring zegt. Spreker heeft bij zich de notulen van
20 Juli j.l. en vraagt, hoe het zit met het protest, in-
gesteld door den loco-Burgemeester tegen de toege-
kende bijdrage voor het vervolgonderwijs.
De Voorzitter deelt mede, dat de loco-Burgemeester
volgens art. 70 der Gemeentewet vernietiging van het
raadsbesluit heeft aangevraagd. Men heeft daar nooit
meer iets van gehoord en de toegezegde bijdrage is
inmiddels reeds betaald.
i'e heer Tromp merkt op, dat de Burgemeester hier
toen niet zat, terwijl hij wel de stukken betreffende
dat beroep heeft geteekend.
De Voorzitter deelt mede, dat hij toen teruggekeerd
en weer als Burgemeester in functie was.
De heer Tromp dacht, dat de loco-Burgemeester dit
werk had moeten afmaken. Uit de onderteekening van
den Burgemeester blijkt, dat deze er dus ook mee
instemt.
De Voorzitter zegt, dat hij wel eens meer stukken
teekent, waar hij niet mee instemt. Spreker weet niet,
of hij in dit geval ook vernietiging zou hebben aan-
gevraagd, misschien wel.
De heer Tates merkt op, dat de heer Trompeigen-
lijk zijn verwondering er over te kennen gaf, dat deze
kwestie nu wordt behandeld, omdat het net iets was
voor de gemeentebegrooting. Spreker meent echter, dat