4
2e. Verhooging voorschot aan
de Woningbouwvereeniging
„St. Joseph".
18 JANUARI 1923.
Aan den Raad.
Bij raadsbesluit van 21 Mei 1920, no. 5, goedge-
keurd door Gedeputeerde Staten van Noordholland
den 9 Juni 1920, no. 77, is aan de Woningbouwver-
eeniging „St. joseph" alhier een voorschot toegekend
tot een bedrag van ten hoogste f 378.127,— voor be-
taling van böuwterrein, den aanleg van straten en den
bouw van 60 woningen. Bij raadsbesluit van 25 Fe
bruari 1921, no. 17 goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten van Noordholland den 23 Maart 1921, no. 134
werd dit voorschot verhoogd tot hoogstens f 483.340.
in hoofdzaak in verband met den uitslag van de aan-
besteding, welke veel hooger was dan de raming.
Ten behoeve van genoemde doeleinden werd bij
Koninklijk Besluit van 14 October 1920, no. 64, ge-
wijzigd bij Koninklijk Besluit van 18 Juni 1921, no. 34,
aan deze gemeente een voorschot toegezegd tot ten
hoogste f 488.340.
Bij de vaststelling van de vervaldagen en debedra-
gen der annuïteiten is door den Minister van Financien
bepaaid, dat die annuïteiten niet mogen worden ver-
minderd met de bijdragen in die annuïteiten door het
Rijk uit te keeren.
Het Bestuur van gemelde woningbouwvereeniging
wendt zich thans tot Uwen Raad met het verzoek om
het voorschot wederom te verhoogen en wel met een
bedrag van f 18.000.op grond dat bij de aanvrage
van het bouwvoorschot geen rekening is gehouden
met de volgende later gebleken feiten
lo. dat op de tijdstippen waarop de eerste beta-
lingen der annuïteiten moesten geschieden, de wonin-
gen nog slechts een gedeelte van een jaar zouden be-
woond zijn en dus een betrekkelijk laag bedrag aan
huurpenningen zou zijn geind;
2o. dat eerst de volle annuïteiten zouden moeten
betaald worden en daarna de bijdragen van Rijk en
Gemeente in die annuïteiten zouden worden geresti-
tueerd.