31
22 MAART 1923.
Art. 4.
Zonder dat de houder van een vergunning tot het
innemen van standplaatsen met voertuigen daardoor
eenig recht op schadeloosstelling kan doen gelden,
heeft de Burgemeester bij buitengewone gelegenheden
of omstandigheden te zijner beoordeeling de bevoegd-
heid, tijdelijk één of meer standplaatsen aan haar be-
stem'ming te onttrekken en daarvoor al of niet één
of meer andere aan te wijzen.
Art. 5.
Het is den houder eener vergunning tot het inne-
men van standplaatsen met voertuigen verboden, m
zijn bedrijf andere voertuigen te bezigen dan die,
waarvoor hem door Burgemeester en Wethouders on-
der door hen te bepalen voorwaarden vergunning is
verleend.
Door Burgemeester en Wethouders wordt geen
goedkeuring verleend voor voertuigen, die niet over-
eenkomstig" hetgeen hieromtrent nader door hen is
bepaald, van een taxameter voorzien zijn.
Art. 6.
De vergunning tot het innemen van standplaatsen,
zoomede die tot het bezigen van een bepaald voer-
tuig in het bedrijf, mogen niet aan anderen worden
overgedragen.
Art. 7.
De houder eener vergunning is verplicht tot het
dagelijks aanhouden van een lijst, waaruit voor iederen
dag en voor elk tijdstip blijkt, welke bestuurder op
elk bepaald rijtuig heeft dienst gedaan en deze lijst
ten allen tijde voor de politie ter inzage beschikbaar
te houden.
Art. 8.
De bestuurder van een stationneerend voertuig is