17 MEI 1923. 74
school komt. Die heele omgeving vormt een welvarend
kwartier, zoodat men daar tenslotte heelemaal geen
school zou kunnen bouwen. Burgemeester en Wet-
houders hebben gekeken en gezocht naar terrein en
alles gewikt en gewogen en zij vinden dit het goed-
koopst en meest geschikte terrein. 't Is toch een straat,
die 24 M. breed wordt en de bebouwing aan die
straat wordt anders dan elders in die omgeving. De
kwestie is rijpelijk overwogen en men heeft ontzettend
veel moeten meten en passen. Nu kan men wel zeg-
gen, dat daar wel andere grond gekocht kan worden,
maar dat valt niet mee omdat zich dan dit en dan dat
bezwaar opdoet. Spreker gelooft, dat dit goed over-
wogen voorstel met gerustheid kan worden aange-
nomen.
De heer Vring zegt, dat hij het met het eerste deel
van het betoog van den heer Van Unen geheel eens
is. Het besluit tot verbouw is indertijd aangenomen
met 10 tegen 1 stem en bij die 10 stemmen waren
ook die van 2 leden, die tevens lid waren van het
schoolbestuur. De omstandigheden zijn nog precies
dezelfde. Nu is men door de Kroon gedwongen om
mede te werken. Spreker vraagt zich af, of men als
raadslid tegen eer en geweten in thans vöör moet
stemmen. Hij zou zich geheel van medewerking willen
onthouden, want waarom aldus vraagt spreker
zou men inconsekwent gaan stemmen. Laat het school-
bestuur het met de Kroon maar uitzoeken.
De Voorzitter meent, dat dit een verkeerd standpunt
is en dat het verkeerd is tegen de beslissing in te
gaan. Men heeft het verloren en daar moet men zich
bij neerieggen, omdat het anders kwajongenswerk
wordt. De rentmeester van het Grondbedrijf weet ook
wel wat de prijzen zijn en is ook altijd zuinig als het
betreft aankoop van grond hij heeft heel veel van
den oorspronkelijken prijs afgekregen.
De heer De Boer zou de aandacht willen vestig'en
op terrein, dat de gemeente bezit aan de Laan van
Rozenburg op 1 minuut afstand van dit terrein.
De Voorzitter gelooft niet, dat dit een geschikte
plaats is. Men moet het Schoolbestuur niet dupeeren
door de school in een uithoek te zetten.
De heer Van Unen zegt, dat dit terrein ook in 't
noorden der gemeente ligt en hij komt er tegen op,
dat het een uithoek is.
De Voorzitter wijst er op, dat bedoeld terrein komt
tot bij de Leidschevaart. Men kan toch de school
niet bij de Leidschevaart zetten.
De heer Waller vindt de plaats, die de heeren