15 NOVEMBER 1923.
zal 143 bedragen, terwijl de school aan de Kerklaan
dan weer alleen een meisjesschool zal worden. Spre-
ker heeft gehoord, dat de onderwijzers van de
nieuwe school fraters zullen worden en dat die school
meer bedoeld is voor de meer gegoede burgers,
waardoor de school aan den Heerenweg het klom-
penschooltje wordt. Hij is verheugd over de gelijk-
stelling van het onderwijs, maar hij vindt dit een
eigenaardig gescharrel. De school aan den Heeren-
weg leent zich uitstekend om te verbouwen en nu
zou men z.i. kunnen volstaan om deze school uit te
breiden met kopklassen. He Schoolbestuur heeft
dan gelegen'heid tot reorganisatie van het personeel.
Spreker herhaalt, dat het eigen schuld is, dat de toe-
stand in de school aan de Kerklaan zoo geworden is.
Dat de slaapzaal voor het onderwijs beschikbaar is
gesteld, is gedeeltelijk waar en gedeeltelijk niet
waar. Spreker is er absoluut op tegen, dat thans
misbrui'k wordt gemaakt van de positie, waarin de
school aan de Kerklaan verkeert, doordat naar die
school te veel leerlingen zijn overgeplaatst en de
school aan den Heerenweg is uitgemolken.
De heer De Breuk vraagt, of het ook eenigszins
mogelijk is de financieele konsekwenties hiervan
mede te deelen en of het inderdaad zoo is, dat de
gemeente geld moet beschikbaar stellen onverschil-
lig hoeveel het is.
De Voorzitter antwoordt, dat de school zal worden
gebouwd volgens de eischen van de wet en de voor-
schriften van de gemeente. B. en W. zullen probee-
ren zoo zuinig mogelijk voor de Gemeente te zijn.
De heer De Breuk vraagt, of de gemeente de kos-
ten heelemaal betaalt.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Dr. Droog betoogt, dat men deze zaak van
2 standpunten kan bezien, n.l. van een wettelijk
standpunt en van een redelijkheidsstandpunt. Vol-
gens het wettelijk standpunt heeft de Raad alleen te
beoordeelen, of bij deze aanvraag aan de wet is vol-
daan, of op de lijst minstens 40 namen van ouders
van leerlingen voorkomen. Hoeveel het kost, daar-
over heeft de Raad eigenlijk niets te zeggen. Dat wil
natuurlijk niet zeggen, dat B. en W. van plan zijn
erg royaal te zijn. B. en W. plegen overleg met het
Schoolbestuur, terwijl ook de Inspecteur van het
Lager Onderwijs en de Regeering er in gekend moet
worden. De kwestie loopt er dus alleen over, of de
overgelegde stukken van het Schoolbestuur aan de
wet voldoen en meent men, dat dit niet zoo is, dan
kan men het voorstel afstemmen. Het is echter ge-