f 15 NOVEMBER 1923. 232
De Voorzitter antwoordt, dat wanneer er bij de
gemeente boventallige onderwijzers zijn, ook de bij-
zondere scholen recht hebben op vergoeding voor
boventallige onderwijzers.
De heer Dr. Droog voegt hieraan toe, dat dit recht
niet bestaat als bij het openbaar onderwijs geen
boventallige onderwijzers zijn. Het openbaar onder-
wijs is in dezen dus maatgevend.
De heer Baron Van Hardenbroek zegt, dat de be-
sturen van de bijzondere schoien zich dus niet heb-
ben te houden aan de bepalingen, die de Raad voor
het openbaar onderwijs stelt. Men bemoeit zich thans
met het openbaar onderwijs, maar over het bijzonder
onderwijs, dat ook door de Gemeente wordt betaald,
heeft de Raad niets te zeggen. Spreker vindt, dat dit
niet klopt en hij begrijpt niet, dat van de zijde van
den heer Breed wordt aangedrongen op het vast-
stellen van bepalingen, die alleen gelden voor het
openbaar onderwijs.
JJe heer Breed geeft toe, dat dit niet geldt voor
Besturen van Bijzondere Scholen, maar die stelien
weer andere eischen o.a. over de richting der onder-
wijzers.
De heer Baron Van Hardenbroek vindt het toch
niet goed, dat men zich met het eene wel, maar met
het andere niet bemoeit.
De heer Tromp vindt het gelukkig, dat de Raad
zich niet overal mee te bemoeien heeft.
De heer Baron Van Hardenbroek zegt, dat men
zich daarom ook niet met de melkboeren moet be-
rnceien. Dac men niets te zeggen heeft over het bij-
zonder onderwijs vindt spreker al weer een reden,
dat de wet niet deugt.
De Voorzitter gelooft, dat dit meer aan het adres
is van de wet.
De heer Baron Van Hardenbroek is het, in tegen-
stelling met zijn overbuurvrouw, persoonlijk eens met
den heer Breed, maar hij ergert er zich uitermate
over, dat men zeggingskracht heeft over de open-
bare school maar deze mist over de bijzondere
scholen. iüLs
De heer Tromp merkt op, dat het daar niet ge-
beurt, dat een gehuwde onderwijzeres voor de kias
staat.
De heer Dr. Droog wijst er op, dat men scholen
van verschillende richtingen heeft. De ouders moeten
ook wat te zeggen hebben, want die zijn toch de
natuurlijke opvoeders der kinderen. De school is
toch eigenlijk het verlengstuk van de opvoeding dour
de ouders.
De heer Baron van Hardenbroek zegt, dat ieder-
een, zonder uitzondering, aan het bijzonder onder-