15 NOVEMBER 1923. ^04
moeilijk is eerst aan al die gemeenten te inîormee-
ren. In de Gemeente Haarlem geschiedt het o.m. heel
sterk, maar als het niet voor deze Gemeente geldt,
legt men het adres rustig naast zich neer.
De Voorzitter vindt, dat men dan geen adres moet
indienen.
Vervolgens wordt algemeen goedgevonden dit
adres voor kennisgeving aan te nemen.
Salaris en f. Een adres van de Kamer van Koophandel en
werktijd Fabrieken voor Haarlem en O., d.d. 25 Oct. 1923,
gemeente- waarbd de volgende maatregelen ten aanzien van
gemeentepersoneel in overweging worden gegeven:
personeel. verlenging arbeidstijd;
2. verlaging salarissen en loonen;
3. inkrimping personeel;
4. herziening stelsel werkloosheidssteun.
De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. van mee-
ning zijn, dat de in het adres der Kamer van Koop-
handel beoogde maatregeien ten aanzien van perso-
neel in dienst dezer Gemeente alleen staan ter
beoordeeling van den Raad en dat zij daarom voor-
stelien het adres niet in behandeling te nemen.
De heer Jorritsma zegt dit stuk te hebben gelezen
en tot een eigenaardige ontdekking te zijn gekomen.
Toen hij heeft gesproken over het afbreken van
woningen aan de Camplaan en daarbij gezegd heeft,
dat hij het niet goed vond, dat een ambtenaar in zijn
vacantie nog geld verdient, werd door den heer Van
Hardenbroek bij interrumptie gezegd: „een verbcd
om te werken dus." Deze bedoelde daar waarschijn-
lijk mede, dat de ambtenaren in hun vrijen tijd
wei mochten werken. Nu staat in het stuk van de
Kamer van Koop'handel, waarvan de heer Van Har-
denbroek ook lid is, dat zeer ongewenschte toestan-
den ontstaan en voortkankeren op het punt van
onzuivere mededinging door arbeiders tegenover
hun werkgevers, daar zij in hun te veel aan vrijen
tijd, optreden als concurrenten, terwiji zij niet de
beschikking hebben over lo'kalen, voldoende aan de
wettelijke eisc'hen, noch belastingen, noch kosten
van sociale wetgeving e.d. daarbij hebben te dragen.
Spreker begrijpt niet, dat waar de heer Van Harden-
broek nu met dit adres meegaat, hij er toen niet tegen
was, dat een ambtenaar in zijn vrijen tijd werkt.
De Voorzitter vraagt, of men zich met het voorstel
van B. en W. kan vereenigen.
De heer Baron Van Hardenbroek wil niet ingaan
op hetgeen door den vorigen spreker is gezegd. Hij