20 MAART 1924
65
De heer Jorritsma zegt nog een aanvulling op art. 1
te willen voorstellen. Zooeven heeft hij gezegd, dat het
beter zou zijn geweest in de steunregeling een bepaling
op te nemen betreffende het verstrekken van steun aan
menschen, die misbruik van sterken drank maken, dan
om deze menschen op een lijst te zetten. Hij zou in der-
gelijke gevallen steun in natura willen verstrekken.
De Voorzitter vraagt, hoe de heer Jorritsma art. 1 wil
aanvullen.
De heer Jorritsma stelt voor achter het woordje „geld"
te lezen„desgewenscht of zoo noodig in natura".
Dit voorstel wordt niet ondersteund.
De heer Jorritsma wil nog even over artikel 1 spreken.
De Voorzitter wil dit niet toestaan.
De heer Jorritsma zegt daartoe het recht te hebben.
Hij wenscht nog een andere aanvulling voor te stellen.
De Voorzitter verwacht dan een volledig voorstel.
De heer Jorritsma wil de Commissic niet door B. en
W. laten aanwijzen, maar door den Raad.
Dit voorste! wordt niet ondersteund,
Artikel 1 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming
ongewijzigd vastgesteld met aanteekening, dat de heer
Jorritsma er tegen is.
Bij artikel 6 stelt de heer Jorritsma voor, om de uit-
Keering van georganiseerde gehuwden en ongehuwde
kostvvinners te brengen op 13.50 plus vergoeding van
de contributie voor een werkloozenkas, voor de georga-
niceerde kostgangers op f 8.en voor de ongeorgani-
seerde gehuwden en ongehuwde kostwinners op 11.
en ongeorganiseerde kostgangers op 6.per week.
De Voorzitter zegt, dat er reeds rekening mede ge-
houden is, dat de georganiseerden 1.meer krijgen
dan de ongeorganiseerden.
De heer Jorritsma wijst er op, dat het slechts een ver-
schil is van 1.zoodat een georganiseerde feitelijk
gelijk staat met een ongeorganiseerde.
De heer De Breuk vindt, dat dit logisch is.
De heer Jorritsma vindt het onlogisch, omdat ze dieri
gulden direct weer moeten uitgeven.
De heer Van der Erf zegt, dat het voorstel van den
heer Jorritsma hem niet geheel kan voldoen. Het gaat
hem wel wat te ver. De contributie voor een vakbond
zou hij yfriet willen vergoeden, terwijl hij de uitkeering
voor de ongehuwden niet zou willen verhoogen. Een ge-
huwde moet een inkomen hebben, waarvan hij zijn gezin
moet kunnen onderhouden, maar een vrijgezel zal zich
zelf wel redden. Verder zou hij aan den 3en regel van
art. 6 willen toevoegen de woorden „aangesloten bij een
werkloozenkas om te voorkomen, dat een groepje on-
georganiseerden zich vereenigt tot een organisatie.
De heer Tromp zegt, dat dit niet reglementair is.