20 MAART 1924
53
De Voorzitter zegt, dat de Gemeente zich altiid op het
standprint heeft gesteld, dat de eigenaars iets moeten
laan^6"' °°k ver^eterin§ van Kastanje-
De heer Jorritsma deelt mede, dat dit een heel ander
geval was. De Kastanjelaan was geen eigendom der
Gemeente. De eigenaars hebben toen den grond cadeau
gegeven en bovendien nog een vergoeding in de kosten
l oen de Molenwerfslaan werd verbeterd, is toch ook
niet aan de eigenaars der huizen en van het voetbal-
veld gevraagd om iets bij te dragen.
De Voorzitter zegt, dat in bedoelde 3 straten reeds
beharding îs met aan weerszijden een flink trottoir
De heer Jorritsma zegt, dat het 's winters een mod-
derpoel is en 's zomers een stofboel. Hij begrijpt niet,
waarom nien van de eigenaars een bijdrage wil vragen'
üp Valkenburg behooren de wegen ook aan de Ge-
meente en daar vraagt men toch ook niet een bi''drage
van de eigenaars. J
De Voorzitter gelooft niet, dat de heer Jorritsma op
deze wijze in het belang der Gemeente praat.
De heer Jorritsma is van meening van wel.
De Voorzitter zou deze zaak eerst eens willen onder-
zoeken en eens willen probeeren of er een modus op
gevonden kan worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besîoten conform
het voorbeeld van B. en W.
Vragen De Voorzitter deelt mede, dat een verzoek is in-
raadslid gekomen van het lid van den Raad, den heer R. [or-
Jorritsma 'hsma dd. 17 Maart 1924, gericht aan den Voorzitter
van den Raad, waarbij aan den Raad verlof wordt ge-
vraagd om enkele vragen aan B. en W. te stellen. Sore-
ker vraagt, of de Raad het goed vindt, den heer Jor-
ritsma in de gelegenheid te stellen deze vragen te doen
De heer Tromp zegt, dat als het uitsluitend de be-
doeling is vragen aan B. en W. te stellen, deze binnens-
kamers kunnen worden gesteld en de Raad er niets mee
te maken heeft. Als de vragen voor den RaacT waren
bestemd, zou het wat anders zijn. Den vorigen keer werd
het ook zoo laat: spreker kan zijn tijd beter i?ebruiken
en vraagt zirh af, of het hier wel de plaats is om die
vragen te stellen.
De Voorzitter zeert, dat B. en W. altijd bereid zijn om
inhchtingen te verstrekken. Zij willen geen pressie uit-
oefenen oo het al of niet toestaan van het verzoek van
den heer Jorritsma.
De heer Tromp vraagt, of dit de plaats is om vragen
aan B. en W. te richten. Hij meent, dat de heer Jor-
ritsma zich vergist.