45
22 MEI 1924
van den toesfand der brandbluschmiddelen en het
gedrag van het personeel.
Artikel 9.
1. De Opperbrandmeester brengt aan Burgemeester
en Wethouders binnen tweemaal vier en twintig uur
na de in art. 8 bedoelde vergadering schriftelijk ver-
slag uit omtrent het aldaar verhandelde.
2. Hij zendt jaarlijks vöör 15 Februari aan Burge-
meester en Wethouders een beredeneerd verslag van
den toestand van de brandbluschmiddelen en van het-
geen in het afgeioopen jaar door het personeel der
Brandweer is verricht.
Artikei 10.
1. Van brandende gebouwen mag niets worden
omvergehaald dan op bevel van den Burgemeester of
van den Opperbrandmeester. Omverhalen van ge-
bouwen, die niet door brand zijn aangetast, geschiedt
uitsiuitend op last van den Burgemeester.
Artikel 11.
1. Het handhaven der orde bij brand is opgedra-
gen aan de Politie.
2. Zij zet de plaats -van den brand af en treedt
daarbij zooveel noodig in overleg met den Opper-
brandmeester.
Artikel 12.
1. Binnen de afgezette plaats hebben toegang het
College van Burgemeester en Wethouder^ de ambte-
naren en beambten der Justifie, het Kader en perso-
neel der Brandweer en de Gemeente-Opzichter.
2. Andere personen worden zonder bepaalde ver-
gunning van den Burgemeester niet toegelaten, dan
alleen degenen, die door Burgemeester en Wethou-
ders of den Opperbrandmeester aangewezen zijn.