11 DECEMBER 1924 23Q
subsidie-aanvragen heeft spreker niets gemerkt. Hij wil
de belasting laag houden en dan gezorgd zien om rond
te komen. Hij vindt het niet goed, dat het Dagelijksch
Bestuur te ruim in het geld zit, vooral als de belasting-
druk nog te groot is. De gemeente heeft groot belang bij
een lage belasting. Het moet hem van het hart, dat deze
begrooting wel een tikje te royaal is opgezet. Tot zijn
genoegen is de Financiëele Commissie het geheel met
hem eens. Gaarne wil spreker een woord van hulde bren-
gen voor het ernstig werk dezer Commissie. Hij hoopt,
dat het bedrag, dat uit de belasting moet worden ge-
haald, weer op f 460.000 zal kunnen worden gebracht,
omdat hij het anders ernstig inziet, dat de belasting
dezen zomer weer verhoogd moet worden.
Spreker vervolgt, dat hij wel eens meer gevraagd heeft
om begrootingswijzigingen te voren bij den Raad in te
dienen en niet als de overschrijding van een post reeds
heeft plaats gehad en men voor een fait accompli staat.
Hij gelooft en weet, dat dit wel te doen is en eventueel
zou hij daarbij wel voorlichting willen geven.
Het komt spreker voor, dat B. en W. gedacht hebben:
,,de Raad zal de' begrooting wel wat drukken en daarom
doen wij er maar wat op". Hij gelooft, dat de burgerij
het zal waardeeren, om alles zoo zuinig mogelijk te doen
en dat, bij wijze van spreken, een oude jas nog een
jaartje wordt gedragen, al kan hij haast niet meer mee.
Een eerste vereischte toch is, dat de belasting zeker niet
verhoogd wordt. Spreker is het geheel eens met de
Financiëele Commissie, wat de pro memorie posten be-
treft. Hij houdt in 't algemeen niet van deze posten, om-
dat de Raad te veel wordt vastgelegd en later niet meer
volkomen vrij is. Zonder een oordeel uit te spreken over
de intrinsieke waarde dezer posten, zou hij willen voor-
stellen deze posten te verwerpen. Men kan toch niet alle
werken, die men denkt uit te voeren, als pro memorie-
post op de begrooting zetten.
Wat het financiëel gedeelte betreft aldus spreker
is hij met de algemeene beschouwingen klaar, maar hij
wil niet eindigen alleen met een woord van critiek. Hij
vindt, dat ook past een woord van hulde aan B. en W.,
die zeer scheutig zijn geweest met het beschikbaar stellen
van hun werkkracht voor de Gemeente en steeds op de
bres staan voor de belangen der Gemeente. Ook de
plannen tot annexatie, die nu weer in heviger mate naar
voren komen, zullen veel werkkracht eischen. Hij zou
B. en W. willen toeroepen: „Hou vast, de geheele bur-
gerij staat achter U". (Applaus.)
De heer Jorritsma zegt, in tegenstelling met den heer
Van Unen heel slecht over de begrooting te spreken te
zijn. Vooraf wil hij een woord van protest laten hooren
r,y, 1».