11 DECEMBER 1924
politiekorps. Het is gebleken, dat de politie meer komt
in de wijken der meer gegoeden, dan in andere wijken,
zeker omdat de hooge huizen ineer beschutting bieden,
terwij! diezelfde bewoners parasiteeren op de anderen.
Wat het toezicht zelf betreft, deelt hij mede, dat er steeds
meer verwijdering komt tusschen politie en burgerij.
Spreker wil thans geen voorbeelden noemen, maar Irij is
bereid in de geheime vergadering daarover een en ander
mede te deelen. Spreker zelf heeft eens zijn beklag inge-
diend bij den waarnemend Burgemeester en toen is hij op
een onwaardige manier behandeld. Deze wilde spreker
toen een Iesje geven. Hij wijst op het potentatisch op-
treden der politie in het noorden, terwijl toch in 't zuiden
toestanden zijn, die in 't noorden niet voorkomen. Hij
vindt, dat de Inspecteur van Politie iemand moet zijn,
die van niemand afhankelijk is en daarom keurt hij het
af, dat deze door bijbetrekkingen zijn reeds hoog salaris
nog versterkt. Ook zijn hem van het poütiekorps zaken
ter oore gekomen, die, als er werkelijk de noodige aan-
dacht aan geschonken werd, vermoedelijk niet zouden
geschieden. Als deze door particulieren zouden worden
bedreven, zouden zij in de Jansstraat moeten verschij-
nen. Hij meent het recht te hebben van te eischen, dat
de politie boven alles staat en zich niet mag leenen voor
dergelijke ongepaste dingen.
Wat Openbare Werken betreft, de leiding van dat
Instituut deugt niet, is niet krachtig genoeg en dat za!
blijken als men eenige jaren verder is. De opmerking
omtrent het dempen der slooten is een van die dingen.
Dan wenscht hij te wijzen op de onjuiste manier, waar-
op de Raad wordt voorgelicht bij de kostenberekennigen.
De begrooting is daar nu ook weer het toonbeeld van,
want van deskundige zijde is hem verzekerd, dat f 1700
voor 2 urinoirs veel te duur is en f 1200 voor het maken
van een afscheiding langs het Hertenkamp veel te laag
is geraamd. Verder wordt in de begrooting gesproken
van het aanstellen van een nieuwen ambtenaar. Deze
benoeming noemt hij een paskwil, omdat officieus de be-
noeming al heeft plaats gehad. B. en W. dringen er
steeds op aan, dat strooken grond gratis aan de Ge-
meente zullen worden afgestaan voor wegverbreeding,
maar hunnerzijds laten ze den ongelukkigen toestand
aan de Camplaan ongewijzigd. De voorstellen tot ver-
betering van den Leidschevaartweg worden op de lange
baan geschoven, terwijl de verbinding met de Leidsche-
vaart ook nog niet klaar is. Alleen heeft hij gehoord, dat
er aan gewerkt wordt. Hij vindt het noodzakelijk, dat
B. en W. daarover tot andere gedachten komen. Het za!
hem benieuwen, wanneer de suppletoire begrooting komt
voor den toren bij het gebouw voor Openbare Werken,