11 DECEMBER 1924
oindat nu reeds blijkt, dat de kosten daarvan veel hooger
zijn dan de raming.
De heer Van der Erf was niet voornemens deel te
nemen aan de algemeene beschouwingen, maar zou toch
een paar woorden willen zeggen over het rapport van de
Financiëele Commissie. Het heeft hem getroffen, dat de
Commissie het bedrag voor werkloozensteun te hoog
vindt en dit tot de helft wil verminderen. Als het motief
is, deze zaak in andere banen te leiden, zoodat men gaat
naar werkverruiming, dan kan spreker zich met het voor-
stel der Commissie vereenigen, maar alleen op die voor-
waarde.
De Voorzitter vraagt, of het niet beter is deze kwestie
bij den begrootingspost zelf te behandelen.
De heer Van der Erf gaat daarmede accoord. Verder
zegt hij, dat hij, hoewel hij in principe voor drankbe-
strijding is, het toch te erg vindt, dat hier gezegd wordt,
dat „St. Joseph" aan de huurders den eisch stelt, dat zij
moeten zijn aangesloten bij een geheelonthoudersveree-
niging. Alhoewel het nuttig zou zijn is men zoo ver toch
nog niet.
De heer De Breuk zegt, dat ook de Financiëele Com-
missie algemeene beschouwingen over de begrootingen
heeft.
De Voorzitter Ieest vervolgens voor de algemeene be-
schouwingen van de Financiëele Commissie, luidende als
volgt:
„In het algemeen wenscht de Commissie er op te wij-
zen met verbazing gezien te hebben de belangrijke ver-
hooging van verschillende posten, tengevolge waarvan
een aanzienlijk hoogere raming van de belasting op het
inkomen noodig is.
Meer speciaal betreffen bedoelde hoogere ramingen de
Hoofdstukken VI Openbare Werken en IX Ondersteu-
ning van behoeftigen en werkloozen, terwijl bovendien
nog een 5-tal nieuwe plannen van Openbare Werken op
den kapitaaldienst pro memorie worden uitgetrokken,
welke plannen, indien deze verwezenlijkt zullen worden,
weder rente en aflossing van te sluiten geldleeningen
zullen vorderen.
Voorts staat deze begrooting sterk in het teeken der
subsidies. De Commissie wenscht zich in 't algemeen te
houden aan de subsidies, welke ook reeds op vorige be-
grootingen voorkomen, maar kan in het algemeen niet
gevoelen voor nieuwe subsidies.
Tengevolge van een en ander heeft de Commissie uit
deze begrooting niet den indruk kunnen verkrijgen, dat
cleze met de noodige zuinigheid is samengesteld."
Vervolgens leest de Voorzitter voor het daarop betrek-
king hebbende antwoord van B. en W., luidende als
volgt: