17 SEPTEMSER 1925
143
te gaan. Dit adres wordt door den Voorzitter voorge-
lezen. De inhoud daarvan luidt als volgt
Ondergeteekende Bernardus Leo Roozen Fzn. te
Fteemstede, meent ter Uwe kennis te moeten brengen
dat hij bezwaren heeft tegen het voorstel tot demping
van een gedeelte der oude Crayenestervaart alhier.
Redenen van protest zijnerzijds tegen het voorge-
stelde plan zijn, dat hij ten zeerste in zijn broodwin-
ning benadeeld zal worden, wegens het niet kunnen
loozen van water, alsmede dat hij niet meer tot het
einde van zijn tuin zal kunnen varen.
Flij doet een beroep op den Raad bedoeld voorstel
in te trekken.
De Voorzitter zegt, dat de termen tot demping zijn
uiteengezet in het daarover uitgebracht advies. De
sloot is zeer vervuild en doet geen nut meer, nu de
perceelen aan de Koediefslaan daarin niet meer uitloozen
tnaar deze rioleering naar het hoofdriool is overgebracht.
De heer De Wilde merkt op, dat door Roozen de
uitloozing van zijn tuingrond wordt bedoeld.
De Voorzitter zegt, dat vroeger de huizen aan de
Koediefslaan op dit slootje uitloosden, doch nu op
het straatriool zijn aangesloten en dus daarvoor het
slootje geen nut meer heeft. Wat betreft de uitloozing
van het land, merkt spreker op, dat nog een andere
sloot aanwezig is, die daarvoor dienst kan doen.
De heer De Boer deelt mede, dat hij de klacht van
den heer Roozen niet heeft kunnen onderzoeken. Uit
ervaring weet spreker evenwel, dat door de demping
van een sloot, grenzende aan een stuk land, een jaar
lang dit land niet gebruikt is kunnen worden, daar
het water bleef toevloeien de gebruikers zijn daardoor
een jaar lang broodeloos geweest.
De Voorzitter legt een kaart over, waarop de water-
wegen in deze omgeving zijn aangegeven en laat
deze circuleeren bij de raadsleden.
De heer l)e Boer zegt naar aanleiding hiervan, dat
hij een en ander nog niet goed kan beoordeelen,
maar het hem wel meevalt.
De heer Jorritsma merkt op, dat is gezegd, dat de
riolen niet meer in deze sloot uitloozen. Vervuiiing
hierdoor heeft dus niet meer plaats. Spreker is van
oordeel, dat de bezwaren kunnen opgelost worden
door de sloot behoorlijk schoon te maken en de twee
slooten voor afwatering te behouden.
De Voorzitter deelt mede, dat het streven van het
Oemeentebestuur er op gericht is zooveel mogelijk
alle doodloopende slooten successievelijk te laten ver-
dwijnen. Leze sloot, die vlak achter de huizen omloopt,
komt daarvoor ook zeer zeker in aanmerking, temeer