Vergoeding art. 100
L. O. wet 1920 over 1924.
26 NOVEMBER 1925.
De Raad der Gemeente Heemstede;
Gezien de aanvragen van liet Bestuur der Vereeni-
ging „B;jzondere Protestantsche School" te Heemstede,
dd. Januari 1925 en 12 October 1925, om toeken-
ning van de gemeentelijke vergoeding bedoeld in
artikel 100 der Lager Onderwijswet 1920 over het
dienstjaar 1924 ten behoeve van de door dat bestuur
in stand gehouden bijzondere lagere school, Voor-
weg 29
Overwegende, dat aan de eenige overeenkomstige
openbare lagere school in deze gemeente in 1924
een boventailige leerkracht verbonden was en die
school op 16 Maart, 16 Juni, 16 September en 16
December 1923 werd bezocht door een gemiddeld
aantal leerlingen van 154.25, terwijD het gemiddeld
aantal onderwijzers in 1924 aan genoemde school
verbonden, 4.75 bedroeg, waarbij buiten aanmerking
is gebleven de onderwijzer die overeenkomstig art.
27, 2e lid der wet aan de openbare school meer
werkzaam moet zijn dan in art. 28 is bepaald, om-
dat het hoofd dezer school tevens aan het hoofd
staat van de in hetzelfde gebouw gevestigde openbare
school voor uitgebreid lager onderwijs, hetwelk met
de betrekkelijke bijzondere school niet het geval is
dat dus het gemiddeld aantal leerlingen per onder-
wijzer aan de openbare school bedroeg:
154.25 4.75 32.47
dat derhalve aan de genoemde bijzondere school
bij een getal leerlingen van 157 als in de aanvrage
vermeld, verbonden mogen zijn een aantal onderwij-
zers van 157 32.47 4.8 of afgerond 5;
dat blijkens de overgelegde beschikking van den
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
dd. 23 September 1925, no. 5302, Afd. L.O.F., over
1924 voor genoemde school Rijksvergoeding is ver-
Ieend voor vier leerkrachten, zoodat het schoolbestuur
aanspraak maakt op vergoeding uit de gemeentekas
van de wedde van één onderwijzer
Gehoord het voorstel van Burgemeester en Wet-
houders