26 NOVEMBER 1925
Door den heer Jorritsma is gevraagd om den post
van f630 grondbelasting genoemd in het comptabili-
teitsbesluit niet te behandelen, maar dit bedrag op
„Spaar en Hout"te zetten. Spreker zegt, de bedoeling
dezer vraag zeer zeker te kunnen doorgronden en
wel dat men op deze manier nog verschillende ande-
re postjes op den gewonen dienst zou kunnen boe-
ken behoorende tot de uitgaven voor deze buitenplaats
en deze dan later zou kunnen vergeten, waardoor
de totale kosten zouden worden verminderd. Spreker
zegt evenwel, dat dit niet de bedoeling is. Als voor
aankoop geleend moet worden, moet ook voor deze
kleine posten geleend worden en worden die in de
leening opgenomen.
Verder is gevraagd, hoe Burgemeester en Wethou-
ders denken over „gewestelijke plannen." In het Col-
lege van Burgemeester en Wethouders is daarover
nog niet bepaaldeiijk gesproken, daar nog geen con-
creet plan bestaat. Spreker meent te mogen veronder-
stellen, dat Burgemeester en Wethouders hier niet
afkeerig tegenover staan. Besprekingen daarover moe-
ten evenwel nog plaats hebben. Er is nog slechts één
vergadering geweest, waarop besprekingen over dat
onderwerp zijn gehouden en daarin is aangenomen
het voorstel een Commissie tegaan vormen. Dit con-
gres is kort geleden in Amsterdam gehouden.
De heer jorritsma zegt te bedoelen, wat behandeld
is bij Qedeputeerde Staten.
De Voorzitter deelt mede, dat daarvoor ook een
Commissie wordt gevormd, doch hij kan zicli niet
verder daarover uitspreken. Alleen kan hij verklaren
dat reeds geruimen tijd geregeld voeling wordt ge-
houden met de grensgemeenten bij de behandeling
van het uitbreidingsplan en tusschen die plannen ze-
ker verband werd gelegd. Wat „Spaar en Hout"
betreft, zegt spreker zeer op prijs te steilen, dat de
heer Jorritsma deze omgeving voor natuurschoon wil
behouden.
Door den heerTromp is een vraag gedaan omtrent
stormschade. Spreker zou de beantwoording daarvan
gaarne aan Wethouder Jhr. van de Poll willen over-
laten.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, gelooft niet
dat dit hier op zijn plaats is bij de algemeene beschou-
wingen.
De heer Tromp merkt op, dat daarbij zooveel wordt
gezegd, zoodat hij zou zeggen, dat niets te gek is
om hierbij ter sprake te brengen.
De Voorzitter zou thans niet verder over den storm
willen spreken, doch de beantwoording van de op-