26 NOVEMBER 1925
hierdoor geregeld ververscht. Zooals gezegd, is het
rioolpian pas 3 dagen geleden uit Nijmegen binnen
gekomen en waar Burgemeester en Wethouders als
taak hebben zich op iederen post der begrooting voor
te bereiden, is het we! begrijpelijk, dat de tijd heeft
ontbroken om daarvan behoorlijk nota te nemen.
Mevr. J. A. Hoekstra - Zethof komt ter vergadering
De heer Jorritsma kan zich zeer goed begrijpen,
dat de bleekers tevreden zijn. Spreker wijst er op,
dat in andere gemeenten de industriën gedwongen
worden zelf te filtreeren, voordat ze mogen uitloozen.
In het Noorden worden de aardappelmeelfabrieken
gedwongen zelf een behoorlijke filtreerinrichting te
rnaken, waartoe ook hier verplicht zou kunnen worden.
Nu betalen wij allemaal mee in hun belang, vervolgt
spreker, anders zouden ze zelf gedwongen kunnen
worden te gaan filtreeren. De slagers mogen hier
toch ook niet het afval direct in de rioleering laten
loopen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt dat toen de
plannen voor verbetering gemaakt zijn, dit de beste
oplossing was. Vaart en weg waren vroeger in bezit
van de bleekers en zijn door de gemeente overgeno-
men. In elk geval kan het gesprokene nader worden
overwogen.
De heer Jorritsma zegt, dat hij weet, dat heel wei-
nig gebruik wordt gemaakt van de Bleekersvaart en
meent, dat alles zoowat per as wordt vervoerd. Alleen
een der grootste bleekers maakt nog gebruik van
schuiten.
De Voorzitter meent ook, dat dit zoo is. Het zou
zijn te overwegen, of demping schade aan de bedrij-
ven zou toebrengen.
De heer Hilterman vraagt, of deze kosten niet ver-
haald kunnen worden op de gezamenlijke bleekers.
De Voorzitter deelt mede, dat niet alleen de blee-
kerijen hierop uitkomen, maar ook enkele hoofdriolen
hierop uitloozen en het dus onjuist zou zijn dit verhaal
op de bleekers toe te passen.
De heer Dr. Droog wijst er nog op, dat er o.a.
een riool op uitkomt, waarop meer dan 350 woningen
uitloozen.
Dit volgnummer wordt vervolgens zonder hoofde-
lijke stemming ongewijzigd vastgesteld.
Volgno. 236. De heer Jorritsma meent, dat de
gemeente, als lid van de Vereeniging tegen veront-
reiniging van water, bodem en lucht, er voor heeft
te waken, dat geen putten zonder bodem worden