21 JANUARI 1926 11 Westzijde van de spoorbaan te maken, waar men zicli naar alle kanten kan bewegen. De zaak acht spreker zoo eenvoudig mogelijk. f)e heer Van Unen merkt op, dat waarschijnlijk destijds hier niet zoo bij is gedacht. De Voorzitter deelt mede, dat als een station hier zou komen, deze ruimte noodzakelijk wordt geacht. Dit plan wordt hier ter inzage gelegd, dus als hier- tegen bezwaren bestaan kunnen die worden ingebracht. De heer De Boer zegt, dat hij bij ondervinding weet, dat het door den Voorzitter medegedeelde waar is en ook Baron van Hardenbroek zou dit kunnen getuigen. Reeds een paa>- jaar lang is daar over ge- sproken. Spreker kan zich niet indenken, dat men iemand gaat belagen, die aan de andere zijde grond heeft. Men mag toch niet veronderstellen, dat men op deze manier de belangen van de gemeente gaat verkoopen. De heer Jorritsma hoort nu, dat men er al een paar jaar over gesproken heeft en houdt zijn meening staande, dat hier een onjuistheid in schuilt, daar het nog geen twee jaar geleden is, dat een en ander werd aangekocht. Spreker zegt ook niet, dat de Rentmeester van het Grondbedrijf er persoonlijk op heeft aange- drongen, om het station hier te hebben, maarspreker acht het juist fataal, dat hij hiermede bekend was. De Voorzitter ziet niet in, dat dit fataal is en dit zal tocli bewezen moeten worden. De heer Jorritsma wijst op toestanden als in Ber- gen op Zoom. De Voorzitter zegt, dat er geen enkel bewijs kan worden aangevoerd, dat in dit opzicht de belangen van een enkel persoon zouden zijn voorgetrokken bij de belangen van de gemeente. De heer Jorritsma is van oordeel, dat als de Secre- taris weet, dat daar een station komt, hij daar voordeel van kan hebben spreker acht dit onjuist en zal dit naar voren brengen, als liem dit wenschelijk voorkomt. De Voorzitter gelooft niet, dat dit een juist oordeel is. De heer Jorritsma antwoordt, dat het ook wel een wonder zou zijn, als hij een gezond oordeel hierover zou hebben, omdat men niet wil weten, dat dit niet in orde is. De heer De Boer merkt op, dat de heer Baron van Hardenbroek toch ook heusch geen sufferd is. De heer Jorritsma is van meening, dat de heer Baron van Hardenbroek zich moet schamen overzijn grondspeculatie in Haarlem en spreker vindt het een schande, dat die hier nog in tiet Grondbedrijf zit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1926 | | pagina 11