50
20 MEI 1926.
3. de betaling der rente zal tialfjaarlijks plaats
hebben op nader door Burgemeester en Wethouders
in overleg met het Pensioenfonds vast te sfellen
da'.a, naar den voormelden rentevoet, telkens over de
op die vervaldagen verschuldigde hoofdsom
4. alle betalingen krachtens dit besluit zijn ver-
schuldigd en de Gemcente zal in gebreke zijn door
het enkel verloop van den bepaalden termijn zonder
dat daarvoor eene waarschuwing of ingebrekestelling
noodig is. Bij nalatigheid in de betaling van rente of
aflossing zal door de Gemeente over het bedrag daar-
van en over den tijd der nalatigheid eene vergoeding
verschuldigd zijn, berekend tegen zes ten honderd
's jaars, gerekend vanaf den achtsten dag na den be-
paalden termijn
5. het Pensioenfonds blijft geheel vrij, om, in-
dien eenige rente- of aflossingstermijn niet op den
bepaalden tijd mocht worden voldaan, alle zoodanige
maatregelen te nemen tot behoud van hare rechten of
verhaal van hare vorderingen als de wet te harer be-
schikking stelt en het Pensioenfonds noodig of nuttig
zullen voorkomen
6. de geldleening zal worden aangegaan op een-
voudige schuldbekentenis. Alle kosten van sluiten en
tenuitvoerlegging der overeenkomst van geldleening
nu en later, alsmede alle belastingen, waarmede ka-
pitaal- of rente betalingen mochten worden belast,
komen ten laste van de gemeente
7. ter verzekering van de geregelde betaling der
verschenen renten en der verplichte aflossingen wor-
den de daartoe vereischfe sommen jaarlijks op de
begrooting van de gemeente in uitgaaf gebracht en
bestreden uit de gewone inkomsten der gemeente.
Uitzondering hierop vormt de aflossing in het jaar
1938 of aflossing in andere gevallen, welke onder
nadere goedkeuring van de Gedeputeerde Staten ge-
heel of gedeeltelijk uit buitengewone middelen zullen
mogen worden bestreden.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den 20
Mei 1926
De Secretaris,
De Voorzitter,